- 29 -
12 GEBRUIK EN ONDERHOUD
12.1 Veilig gebruiken:
• Gebruik de telefoon niet op lokaties waar dat niet is toegestaan of is
verboden. (Ziekenhuizen, vliegtuigen, tankstations, etc.)
• Gebruik de telefoon bij voorkeur niet waar anderen daar hinder van
zouden kunnen hebben. (Theater, bioscoop, etc.)
12.2 Kleine kinderen:
• De telefoon is geen speelgoed; houd deze daarom buiten bereik
van (kleine) kinderen.
• De accu bevat giftige stoffen. Voorkom dat kinderen de accu uit de
telefoon nemen en in de mond stoppen.
• Een SIM-kaart is een klein voorwerp. Voorkom dat kinderen deze uit
de telefoon kunnen nemen en kunnen inslikken.
12.3 Storing:
• In de directe nabijheid van televisietoestellen, radio’s en computers
kan de telefoon mogelijke storing veroorzaken. Vergroot in deze
gevallen de afstand tussen de telefoon en het toestel wat gestoord
wordt.
12.4 Omgevingscondities:
• De telefoon is een precisietoestel. Laat de telefoon nooit vallen en
berg deze op een veilige plek op bij het niet gebruiken.
• De telefoon is niet waterdicht. Voorkom dat de telefoon in aanraking
komt met water.
• Vermijd extreem hoge en lage temperaturen. Laat bijvoorbeeld de
telefoon nooit achter in een auto die onbeschermd in de zon staat.
12.5 Pacemakers:
• Houd in rust en tijdens het telefoneren een minimale afstand aan
van 15 cm tussen de telefoon en uw pacemaker.
12.6 Gehoorapparatuur:
• Bij het gebruik van oudere types gehoorapparatuur kan storing
optreden tijdens het gebruik van uw telefoon.