De tweekleurige vrij draaiende magneti-
sche naald heeft de eigenschap altijd in
dezelfde richting te wijzen: hij geeft altijd
ongeveer het noorden aan. Op de kompas-
houder is het noorden aangeduid.
Vanaf het noorden volgen kloksgewijs de
andere windstreken. Ze zijn allemaal op de
wijzerplaat te zien: oosten (E van het Engelse
‘east’), zuiden (S) en westen (W). Deze liggen
altijd in een rechte hoek ten opzichte van
elkaar.
Daartussen liggen de vier samengestelde rich-
tingen: noordoosten (NE), zuidoosten (SE),
zuidwesten (SW) en noordwesten (NW).
44