die altijd van west naar oost staan
geschreven.
Leg de uit te richten kaart op een zo egaal
mogelijk vlak. Leg het kompas zodanig op de
rand, dat de blauwe indicatielijn precies met
één van de verticale lijnen van de vakken
overeenkomt. Leg het koord gelijkmatig onder
het kompas, zodat deze zo vlak mogelijk ligt.
De noordaanduiding van de kompashouder
wijst hierbij naar boven !
Nu wordt de kaart met het kompas in zijn
geheel voorzichtig rondgedraaid, tot de rode
punt van de naald met de noordaandui-
ding overeenkomt.
50