De raadvos krijgt de 10 telstenen. Daarna doet hij de hoofdband
om en sluit zijn ogen.
De scheidsrechters pakken de bovenste
kaart en maken deze m.b.v. de magneet
voorzichtig aan de hoofdband vast.
Daarna doet de raadvos zijn ogen weer open. Hij probeert nu door
gericht vragen te stellen, erachter te komen wie of wat hij is.
Welke vragen hij stelt, wordt aan zijn fantasie overgelaten. Alle
vragen moeten echter met „ja” of „nee” beantwoord kunnen
worden.
Mogelijke vragen zijn bijvoorbeeld:
• Ben ik een dier (een voorwerp/speelgoed)?
• Ben ik in de keuken te vinden (in de stad/hier in de kamer)?
• Zouden jullie mij opdrinken (opeten/aanraken)?
De scheidsrechters beraden zich gezamenlijk over het antwoord.
Antwoorden de scheidsrechters met ...
• „Nee”, dan heeft de raadvos een slechte vraag gesteld.
Hij moet de scheidsrechters een van zijn telstenen afstaan.
Daarna mag hij de volgende vraag stellen.
• „Ja” dan mag de raadvos meteen de volgende vraag stellen.
Opgelet: kunnen de scheidsrechters het niet over „ja” of „nee”
eens worden of kunnen ze de vraag niet eenduidig beant-
woorden, dan hoeft de raadvos geen telsteen af te staan en mag
meteen een nieuwe vraag stellen.
16