41
NEDELRLANDS
staan, vervolgens sprong de hond op de rug van de ezel, de kat
klom op de hond en als laatste vloog de haan omhoog en ging
op de kop van de kat zitten. Op een teken begonnen de vier
muziek te maken: de ezel balkte, de hond blafte, de kat miauwde
en de haan kraaide. Vervolgens stortten ze door het raam het
vertrek binnen en maakten de rovers ontzettend aan het
schrikken. Doodsbang renden de rovers het bos in. De ezel, de
hond, de kat en de haan gingen vrolijk aan de gedekte tafel
zitten en aten hun buikjes naar hartelust vol. Toen ze klaar
waren, deden ze het licht uit en gingen lekker slapen.
De rovers zagen uit de verte dat alles weer stil was in het huis en
stuurden een rover op verkenning uit. Deze ging het huis binnen
en wilde een licht aansteken. Toen zag hij de gloeiende ogen van
de kat. Deze sprong de rover in zijn gezicht en krabde hem uit
alle macht. De rover probeerde naar de achterdeur te vluchten.
Maar daar lag de hond en beet hem in zijn been. Terwijl hij op de
vlucht sloeg, kreeg hij van de ezel nog een flinke schop en de
haan schreeuwde hem uit alle macht een luid „kukeleku!”
achterna de nacht in.
Doodsbang rende de rover naar zijn bende terug en vertelde dat
er in het huis een afschuwelijke heks zat die met haar lange
nagels zijn gezicht had opengekrabd. Bij de deur stond een man
die hem met een mes in z’n been had gestoken. Op het erf zat
een groot zwart monster dat hem met een houten knuppel te lijf
was gegaan. En de rechter had vanaf het dak geroepen.: „Breng
hem hier die schavuit!”. Vanaf dat moment waagden de rovers
zich niet meer in de buurt van het huis. De vier Bremer stads-
muzikanten beviel het daar echter zo goed dat ze in het huis
bleven wonen. En als ze inmiddels niet gestorven zijn, dan
wonen ze er nog steeds!