DE OMGEVING:
Voor een optimaal functioneren van het apparaat zijn de volgende 5 factoren van belang:
• Omgeving waarin het apparaat staat
• De temperatuur
• De vochtigheidsgraad
• De zuiverheid van de lucht
• De Luchtstroom.
1. De omgeving van de airconditioner
De omgeving waarin het apparaat staat is vanzelfsprekend de belangrijkste factor.
Een goede koeling is niet alleen afhankelijk van het aantal kubieke meters die de airconditioner moet
bewerken. Er zijn factoren die invloed zijn op een optimale werking van het apparaat.
Omgevingsomstandigheid Mogelijke actie
wel of geen (goede) zonwering: blindeer zoveel mogelijk en voorkom invallend zonlicht.
veel of weinig verlichting: doe zoveel mogelijk de verlichting uit.
veel of weinig glas: probeer zoveel mogelijk het zonlicht te weren.
wel of geen (goede) isolatie: Zorg dat de te koelen ruimte optimaal geïsoleerd is.
Houdt deuren en ramen zoveel mogelijk gesloten
aantal personen: elk persoon binnen een vertrek geeft een warmte af tussen
de 100 en 150 W. het mag dan ook geen verbazing wekken
dat het apparaat minder koelt naarmate er meer mensen in
een vertrek aanwezig zijn de locatie van het vertrek; op het
zuiden, noorden, oosten of westen.
2. DE TEMPERATUUR
De belangrijkste taak van de airconditioner is het ontrekken van de warmte uit de kamer en deze naar bui-
ten af te voeren. Hoe hoger de temperatuur in de kamer, hoe langer het duurt deze af te voeren.
De airconditioner heeft een bepaalde capaciteit (zie technische gegevens) Let wel, het betreft hier een opti-
male omgeving! Zorg er voor dat de airconditioner staat in een ruimte die hiervoor geschikt is.
Ruimtes groter dan de aangegeven capaciteit zullen (mits de omgevingsomstandigheden gunstig zijn) rede-
lijk op temperatuur gehouden kunnen worden. Het is in dit geval van belang de airconditioner aan te zet-
ten als er nog een aangename temperatuur in het vertrek heerst. Kleinere ruimtes zullen niet onderkoeld
geraken omdat de gewenste temperatuur door de thermostaat (voor de werktemperatuur zie de technische
gegevens) automatisch geregeld wordt.
Als er gekoeld wordt dient altijd de luchtafvoerslang aangesloten te zijn. Dit om te voorkomen dat de
warme lucht het vertrek weer instroomt waardoor de temperatuur zal stijgen in plaats van te zakken.
Daarnaast zorgt deze afvoer voor de verwerking van alle vocht die het apparaat gelijktijdig met de koeling
voor u uit de lucht haalt.
TIP! Zet de airconditioner aan op het moment dat de temperatuur nog redelijk aangenaam is. Op deze
manier zult u de temperatuur (afhankelijk van de omgeving) redelijk stabiel kunnen houden. Dit gaat voor-
al op voor omgevingen die veel invloed van de zon ondervinden zoals platte daken, serres en zolderkamers
en ruimtes welke slecht geïsoleerd zijn.
3. DE VOCHTIGHEIDSGRAAD
Hoge luchtvochtigheidpercentages die we kennen in de warmste weken van het jaar, veroorzaken al gauw
een gevoel van verstikkende warmte. Uw airconditioner ontrekt veel vocht uit uw omgeving en voert deze
af via de afvoerbuis buiten het vertrek. Een ingenieus systeem zorgt ervoor dat het vocht onmiddellijk “her-
verdampt” en afgevoerd kan worden. U hoeft niet om de paar uur de watertank te legen en uw airconditi-
oner zal niet snel afslaan omdat uw watertank vol raakt. Alleen op extreem vochtige dagen kan het geval
zijn dat de luchtvochtigheid zo hoog is, dat niet al het water gelijk herverdampt kan worden
4. DE ZUIVERHEID VAN DE LUCHT
Een speciaal ontwikkelt luchtfilter zorgt ervoor dat er stof uit de lucht wordt onttrokken. De atmosfeer in
uw kamer wordt hierdoor schoner.
NL