NL 50 RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
7. RICHTLIJNEN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
1. De sleutel staat in de
«DRAAIEN» stand, het
dashboard is niet ver-
licht, er is geen geluids-
signaal
2. De sleutel staat in de
«DRAAIEN» stand, het
dashboard licht niet op,
er wordt alhoewel een
geluidssignaal gegeven
3. De sleutel staat in de
«STARTEN» stand, het
dashboard licht op
maar de startmotor
draait niet
4. De sleutel staat in de
«DRAAIEN» stand, de
startmotor draait maar
de motor slaat niet aan
5. Een moeilijke start of
een onregelmatige wer-
king van de motor
6. Tijdens het maaien is
er een krachtverlies van
de motor
De bescherming van de elektronische kaart
is in werking getreden doordat:
– de accu niet goed is aangesloten
– de polen van de accu zijn omgewisseld
– de accu is leeg of is gesulfateerd
– de zekering is doorgebrand
– Onjuiste massa op de motor of op het
chassis
De bescherming van de elektronische kaart
is in werking getreden doordat:
– de kaart nat is
– de microschakelaars contact maken
– de accu niet goed is opgeladen
– de massa van de startmotor niet goed is
aangesloten
– er geen toestemming tot starten is gege-
ven (☛ 5.2)
– de accu niet goed is opgeladen
– te weinig benzineaanvoer
– er een defect in de ontsteking is opgetre-
den
– er brandstofproblemen zijn
– de rijsnelheid te hoog is ten opzicht van
de snijhoogte (☛ 5.4.5)
Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek
de oorzaak:
– controleer de aansluitingen (☛ 3.4)
– controleer de aansluitingen (☛ 3.4)
– laad de accu op (☛ 6.2.5)
– vervang de zekering (6,3A, vertraagd)
(☛ 6.4.4)
– controleer de aansluiting van de zwarte
draden
Zet de sleutel in de «STOP» stand en zoek
de oorzaak:
– drogen met lauw/warme lucht
– controleer de aansluitingen
– laad de accu op (☛ 6.2.5)
– controleer de aansluitingen van de aar-
degeleiders
– ontkoppel de messen; (bij aanhouding
van het probleem, controleer de micro-
schakelaar)
– zet de koppeling in de “vrije” stand (N)
– laad de accu op (☛ 6.2.5)
– controleer het niveau in de benzinetank
(☛ 5.3.3)
– controleer de aansluitingen van de
brandstoftoevoer apertura carburante
– controleer de benzinefilter
– controleer of de bougiekap juist beves-
tigd is
– controleer of de electroden niet vuil zijn
en of hun onderlinge afstand juist is
– reinig of vervang de luchtfilter
– maak het bakje van de carburateur
schoon
– leeg de benzinetank en vul met nieuwe
benzine
– controleer en vervang eventueel de ben-
zinefilter
– neem in snelheid af en/of zet het maai-
dek in een hogere stand