Voor een juiste werking van de motor moeten de bougies de juiste spleet hebben en niet
vuil zijn.
1. Verwijder de bougiedoppen en gebruik een bougiesleutel (1) om elk van de bougies te
verwijderen.
Wanneer de motor juist gedraaid heeft, is de uitlaatdemper
zeer heet. Let erop de uitlaatdemper niet aan te raken.
2. Bekijk de bougies. Gooi de bougie weg als er duidelijke slijtage te zien is, of als de iso-
lator gebarsten is of als er een stukje uit is. Maak de bougies schoon met een staalbor-
stel als u ze opnieuw wilt gebruiken.
3. Meet de elektrodenafstand (2) met een voeler maat. Door de massaelektrode te buigen
de afstand eventueel bijstellen. Elektrodeafstand: 0,70 – 0,80
4. Overtuig U ervan, dat de dichtingsring in goede staat is, dan de bougie met de hand
indraaien, om te vermijden dat de draad verkeerd ingeschroefd wordt.
5. Nadat de bougie handvast zit, deze met een bougiesleutel (1) aantrekken om de dich-
tingsring samen te drukken.
Wanneer een nieuwe bougie handvast is aangedraaid, moet deze
1/2 slag aangetrokken worden om de dichtingsring samen te drukken. Wanneer een
OPMERKING
̆
!
LET OP!
NL 56 ONDERHOUD