– Het inschakelen van de messen zonder het in acht nemen van de voorgeschreven vei-
ligheidsmaatregelen veroorzaakt het afslaan van de motor die niet meer kan worden
aangezet (☛ 5.2).
– Het ontkoppelen van de messen (stand «A»), brengt een rem in werking die binnen
enkele seconden het draaien van de messen stopt..
– De messen kunnen bij het achteruitrijden alleen worden ingeschakeld wanneer de knop
4.7 ingedrukt wordt gehouden 4.7.
4.9 H
ENDEL VOOR HET KANTELEN VAN DE OPVANGZAK
Het kantelen van de opvangzak voor het leegmaken wordt door
de uittrekbare hendel uitgevoerd (4.9.1).
Het kantelen van de opvangzak voor het leegmaken wordt door
de knop te drukken (4.9.2) tot de bedieningsmotor stilstaat.
De opvangzak gaat terug naar de werkpositie met behulp van de
knop (4.9.3) die ingedrukt wordt gehouden tot veerhaak vastklikt
en de bedieningsmotor stilstaat.
4.10 C
ONTROLELAMPJES EN GELUIDSSIGNALERINGSSYSTEEM OP HET DASHBOARD
a) De display wordt actief bij het inbrengen van
de sleutel (4.4):
– in de «DRAAIEN» stand, voor de start van de
motor, geeft de spanning van de accu aan;
– in de «DRAAIEN» stand, als de motor een-
maal draait, geeft de werkuren van de motor
aan;
– het scheidingspunt (.) knippert om aan te
geven dat de timer in werking is.
De controlelampjes branden wanneer de sleutel
in de stand «DRAAIEN» wordt gebracht en blij-
ven tegelijk branden gedurende ongeveer 2
seconden (samen met een intermitterend
geluidssignaal) om de correcte werking aan te
duiden.
HF2•••HTE
➤
HF2•••HMEHF2•••SBE
➤
NL 18 BEDIENINGSELEMENTEN