HET BEDIENEN VAN UW THERMOSTAAT
BEDIENEN 16
INSTELLING ZOMER-
OF WINTERTIJD
Veranderen van instelling bij het
omschakelen van zomer- naar
wintertijd en andersom, zonder het
ingevoerde programma te wijzigen.
HET CONTROLEREN VAN
INGEVOERDE TEMPERA-
TUURINSTELLINGEN EN
AANVANGSTIJDEN
Alle ingevoerde instellingen kunnen
worden gecontroleerd, zonder dat
het programma daardoor wordt
veranderd.
Druk de toets in.
Druk één van de twee toetsen
afhankelijk van de omschakeling
zomer/winter- of winter/zomertijd,
totdat de juiste tijd wordt weergege-
ven.
Druk de toets in. Het programma zal
nu weer volgens de ingevoerde
gegevens werken.
Druk één van de vier PERIODE-
toetsen in. De aanvangstijd en bijbe-
horende temperatuurinstelling van
de betreffende periode zal worden
weergegeven.
Druk de toets DAG in om de aan-
vangstijd en bijbehorende tempe-
ratuurinstellingen van de betreffende
periode voor andere dagen weer te
geven.
Druk de toets START PROGRAM-
MA in om terug te keren naar het
ingevoerde programma.