4.3 De kamerthermostaat gebruiken voor specifieke toepassingen
De CM927/921RF-thermostaat is een veelzijdige regelaar, waarmee uiteenlopende toepassingen
aangestuurd kunnen worden. Bij de meest gebruikelijke toepassingen, zoals regeling van combi-
gaswandketels of zoneventielen, hoeven de fabrieksinstellingen niet gewijzigd te worden. Bij andere
toepassingen, zoals regeling van mazoutketels, moeten voor het beste resultaat de geselecteerde
parameters van de kamerthermostaat in het installatiemenu aangepast worden. Onderstaande tabel geeft
een overzicht van de meest gebruikte instellingen voor specifieke toepassingen:
4.4 De bijzondere functies van de kamerthermostaat gebruiken
Bijzondere functie
Omschrijving
Ingeschakeld/Uitgeschakeld
Optimalisatie (vari-
abele inschakeltijd)
De thermostaat past de inschakeltijd ’s ochtends/’s middags aan, zodat
de gewenste temperatuur bereikt is bij aanvang van de programmape-
riode, bijv. Tijd 7:00, Temp 21°C. Het systeem beperkt de opwarmtijd tot
maximaal 2 uur.
De 8:OP-parameter (reeks
1) op 1 stellen.
Verwarmings- of
koelingsstand
Dit apparaat is geschikt voor verwarmings- en koelingsapparatuur. Indien
u de koelingsstand selecteert, worden het algoritme van de regelaar en
het standaardprogramma aangepast. Het verwarmings- en koelingspro-
gramma kunnen afzonderlijk aangepast worden.
De 4:HC-parameter (reeks
2) op 1 stellen.
Automatische
zomer-/wintertijd-
aanpassing
Met deze functie wordt de tijd automatisch aangepast op de laatste zon-
dag van maart en de laatste zondag van oktober. Deze functie is vanuit
de fabriek ingeschakeld.
De 3:tC-parameter (reeks
1) op 1 stellen.
Temperatuurcom-
pensatie
Wanneer de thermostaat zich op een bijzonder warme/koude plaats
bevindt en niet verplaatst kan worden door de bedrading, dan kan de
gemeten/weergegeven temperatuur met +/- 3°C aangepast worden. Dit
is handig als de gebruiker wil dat de afgelezen temperatuur overeen-
komt met de temperatuurweergave van een ander apparaat.
De 12:tO-parameter (reeks
1) op de gewenste com-
pensatiewaarde stellen.
Maximum-/minini-
mumgrens tempe-
ratuur
De standaard maximumgrens van 35°C kan verlaagd worden tot 21°C
om energie te besparen. De standaard minimumgrens van 5°C kan ver-
hoogd worden tot 21°C om de bewoners te beschermen tegen de kou.
De 6:uL-parameter (reeks 1)
op de gewenste maximum-
grens stellen.
De 7:LL-parameter (reeks 1)
op de gewenste minimum-
grens stellen.
Specifieke toepassing Instellingen Wat moet er gewijzigd worden?
Cycli/
uur
Minimale
AAN-tijd
Opm: alle onderstaande parameters vallen in reeks 2
‘systeemparameters’ (zie parametertabel voor installateurs).
VERWARMING
Gasketel (<30kW) 6 1 Geen wijzigingen nodig
Mazoutketel 3 4 De 1:Ot-parameter op 4 stellen
De 2:Cr-parameter op 3 stellen
Thermische motor 12 1 De 2:Cr-parameter op 12 stellen
Zoneventiel 6 1 Geen wijzigingen nodig
Elektrische verwar-
ming (weerstands-
belasting <8A)
12 1 De 2:Cr-parameter op 12 stellen
De 3:EH-parameter op 1 stellen
AIRCONDITIO-
NING
Om te kunnen schakelen tussen de koelings- en verwar-
mingsstand moet parameter 4:HC in reeks 2 gewijzigd
worden (0 = uitgeschakeld, 1 = ingeschakeld). U kunt
dan tussen beide standen schakelen door tegelijk de
- en -toets 5 seconden ingedrukt te houden, ongeacht
de bedieningswijze (AUTO, MAN of OFF). Leg aan de
gebruiker uit hoe er geschakeld kan worden tussen deze
standen met behulp van de - of -toets en controleer
of het koelingsprogramma aangepast is zoals vereist.
Warmtepomp /
airconditioning
3 4 De 1:Ot-parameter op 4 stellen
De 2:Cr-parameter op 3 stellen
Luchtverhitter 6 1 Geen wijzigingen nodig