2
Uw alarmsysteem instellen
Gebruikers
Elke persoon die het systeem gebruikt, is beschreven als een ‘gebruiker’ en kan een eigen,
unieke identiteit hebben in de vorm van een pincode, prox-tag of draadloze keyfob, of een
combinatie hiervan. Verschillende gebruikers kunnen verschillende toegangsniveaus tot de
alarmsysteemfuncties hebben. Dit kan allemaal worden ingeschakeld in het hoofdstuk over
het programmeren van gebruikers, dat later aan bod komt.
Het alarmsysteem kan op drie manieren worden bediend:
1. Door een pincode in te toetsen op het keypad en op de functietoetsen te drukken.
2. Door een prox-tag (proximity tag) langs de prox-lezer te halen.
3. Door op een knop te drukken op een speciaal gecodeerde draadloze keyfob.
Hoewel de gebruiker met alle bovenstaande methoden het systeem voor dagelijks gebruik kan
in of uitschakelen, is het keypad nodig om het systeem te resetten na een alarm of een fout.
Het keypad word took gebruikt om toegang te krijgen tot de menustructuur waarin extra
functies aanwezig zijn zijn, zoals:
Bekijken van het geheugen.
Programmering van gebruikerscodes.
Tijdelijke overbrugging van zones in het systeem.
Blokken
In grotere systemen moet het systeem vaak worden opgedeeld in verschillende delen of
‘blokken’, die door verschillende gebruikers onafhankelijk kunnen worden in en uitgeschakeld.
Deze blokkenmode kan alleen door een installateur worden ingesteld. De Galaxy 2 series kan
worden gesplitst in drie aparte blokken. Als uw systeem is geprogrammeerd in blokken moet
u in de handleiding de hoofstukken over blokken lezen.