Inhoud 7
Deel 2. Programmeren
13.Eenvoudig programmeren .........................................13-1
Een programma ontwerpen .................................................... 13-3
Een stand selecteren ......................................................... 13-3
Programmagrenzen (LBL en RTN)........................................ 13-4
Gebruik van RPN, ALG en vergelijkingen in programma’s ..... 13-4
Invoer en uitvoer van gegevens .......................................... 13-5
Een programma invoeren ....................................................... 13-6
Functies wissen en backspace toets..................................... 13-7
Functienamen in programma’s ........................................... 13-8
Een programma uitvoeren..................................................... 13-10
Een programma uitvoeren (XEQ) ...................................... 13-10
Een programma testen .................................................... 13-11
Gegevens in-en uitvoeren ..................................................... 13-12
INPUT gebruiken voor invoer ........................................... 13-13
VIEW gebruiken voor het weergeven van gegevens............ 13-15
Vergelijkingen gebruiken om berichten weer te geven......... 13-16
Gegevens weergeven zonder te stoppen ........................... 13-18
Een programma stoppen of onderbreken................................ 13-19
Een stop of pauze programmeren (STOP, PSE) ................... 13-19
Een lopend programma onderbreken................................ 13-19
Fouten in programma’s.................................................... 13-19
Een programma bewerken.................................................... 13-20
Programmageheugen........................................................... 13-21
Programmageheugen bekijken ......................................... 13-21
Geheugengebruik........................................................... 13-22
De catalogus van programma’s (MEM) ............................. 13-22