NLWW 10
2
De printer gebruiken
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van afdrukmateriaal voor de printer, het
wijzigen van afdrukinstellingen en het uitvoeren van gebruikelijke afdruktaken.
Papier selecteren
De printer is geschikt voor gebruik met de meeste soorten kantoorpapier. Wij raden u aan
om eerst een aantal soorten afdrukmateriaal uit te proberen voordat u grote hoeveelheden
aanschaft. Gebruik HP papier voor het beste afdrukresultaat. Zie HP benodigdheden en
accessoires.
Tips voor het selecteren van papier
Voor de beste resultaten moet u zich aan de volgende richtlijnen houden:
Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de printerspecificaties. Zie Informatie over
de specificaties van ondersteund papier.
Plaats slechts één papiersoort tegelijkertijd in een lade.
Plaats afdrukmateriaal in lade 1 en lade 2 met de afdrukzijde naar beneden en tegen de
rechter- en achterkant van de lade. Zie Papier plaatsen.
Lade 2 is uitsluitend geschikt voor normaal papier.
Plaats niet te veel papier. Zie Informatie over de specificaties van ondersteund papier.
Om vastgelopen papier, een slechte afdrukkwaliteit en andere printerproblemen te
voorkomen, kunt u het volgende afdrukmateriaal het beste vermijden:
• Formulieren die uit meerdere delen bestaan
• Afdrukmateriaal dat is beschadigd, gekruld of verkreukeld
• Afdrukmateriaal met inkepingen of perforaties
• Afdrukmateriaal met een zware textuur of reliëf of afdrukmateriaal dat inkt niet goed
absorbeert
• Afdrukmateriaal dat te dun is of gemakkelijk kan worden uitgerekt
Kaarten en enveloppen
Gebruik geen enveloppen met een hele gladde afwerking, zelfklevende randen, sluitingen
of vensters. Gebruik ook geen kaarten en enveloppen met dikke, onregelmatige of
gekrulde randen of enveloppen die gekreukt, gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
Gebruik platte, strak gevouwen enveloppen.
Plaats enveloppen in de printer met de flappen naar boven.