www.hp.com/photosmart 11
Hoofdstuk 2: Foto’s maken
1. Schuif de keuze schakelaar omhoog naar het camerapictogram om de camera
aan te zetten.
Let op: Zodra u de camera aanzet, wordt de flits geladen. Als het flits pictogram
op het status LCD-display niet meer knippert, is de camera klaar om een
foto te maken.
2. Pas de camera-instellingen desgewenst aan.
• U kunt de fotokwaliteit, de instelling van de flits en de scherpstelling wijzigen
of werken met de zelfontspanner of de digitale zoom. Zie “Hoofdstuk 3: De
camera-instellingen veranderen” op pagina 17 voor meer informatie.
3. Kijk door de zoeker om te controleren of het onderwerp goed in beeld is.
4. Druk de
sluiter knop half in zodat de camera de scherpstelling en de belichting
kan aanpassen.
5. Als het groene lampje naast de zoeker brandt, drukt u de
sluiter knop volledig in
om de foto te maken.
De foto wordt op het LCD-display getoond en opgeslagen op de CompactFlash
geheugenkaart. Als u de foto direct wilt verwijderen terwijl deze wordt
opgeslagen, drukt u op de
menu knop.