Neem voor de beste resultaten de volgende richtlijnen in acht bij het gebruik van de webcam:
●
Als u problemen ondervindt bij het weergeven of verzenden van multimediabestanden naar iemand
in een ander lokaal netwerk of buiten uw netwerkfirewall, schakelt u de firewall tijdelijk uit. Voer de
gewenste acties uit en schakel de firewall vervolgens weer in. Als u het probleem permanent wilt
oplossen, configureert u de firewall waar nodig opnieuw en past u het beleid en de instellingen van
andere inbraakdetectiesystemen aan.
●
Plaats heldere lichtbronnen zo mogelijk achter de camera en buiten het beeldveld.
Eigenschappen webcam aanpassen
U kunt de eigenschappen van de webcam aanpassen in het dialoogvenster Eigenschappen, dat kan
worden geopend vanuit verschillende programma's die gebruikmaken van de geïntegreerde camera.
Meestal kunt u dit dialoogvenster openen vanuit een configuratie-, instellingen- of eigenschappenmenu:
●
Brightness (Helderheid): Hiermee stelt u de hoeveelheid licht in het beeld in. Een hogere instelling
voor helderheid zorgt voor een lichter beeld. Een lagere instelling voor helderheid zorgt voor een
donkerder beeld.
●
Contrast: Hiermee stelt u het verschil in tussen lichte en donkere delen van het beeld. Een hogere
instelling voor contrast zorgt voor een scherper beeld. Een lagere instelling voor contrast behoudt
het oorspronkelijke dynamische bereik, maar zorgt voor een vlakker beeld.
●
Hue (Kleurtint): Hiermee stelt u het kleuraspect in dat de kleur onderscheidt van een andere kleur
(waardoor een kleur bijvoorbeeld als rood, groen of blauw wordt waargenomen). Kleurtint is niet
hetzelfde als verzadiging. Verzadiging is de intensiteit van de kleurtint.
●
Saturation (Verzadiging): Hiermee stelt u de kracht in van een kleur in het uiteindelijke beeld. Een
hogere instelling voor verzadiging zorgt voor een meer uitgesproken beeld. Een lagere instelling
voor verzadiging zorgt voor een subtieler beeld.
●
Sharpness (Scherpte): Hiermee stelt u de definitie in van randen in een beeld. Een hogere
instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor
scherpte zorgt voor een zachter beeld.
●
Gamma (Kleurgamma): Hiermee stelt u het contrast in dat van invloed is op de middelste
grijswaarden of middentonen van een afbeelding. Met deze optie kunt u de helderheid van de
middelste grijswaarden en middentonen instellen, zonder de donkere en lichte plekken drastisch
aan te passen. Een lagere instelling voor gamma zorgt ervoor dat grijstinten in de richting van zwart
gaan en donkere kleuren nog donkerder worden.
●
Backlight Comp (Tegenlichtcorrectie): Hiermee wordt het beeld gecorrigeerd als er sprake is van
veel tegenlicht. Als dit niet zou gebeuren, zou het beeld onduidelijk worden of zou alleen een
silhouet van het onderwerp zichtbaar zijn.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie over het gebruik van de webcam.
48 Hoofdstuk 4 Multimedia