54 Telefoonfuncties gebruiken
Bellen vanuit Contacten
1. Klik in het Beginscherm op Contacten.
2. Kies de gewenste contactpersoon en druk op SPREKEN/VERZENDEN.
Het te bellen nummer aangeven
Het mobiele telefoonnummer (m) van een contactpersoon wordt standaard
gebeld als u vanuit Contactpersonen iemand belt; u kunt echter ook een ander
telefoonnummer bellen.
1. Klik in het Beginscherm op Contacten.
2. Selecteer de contactpersoon.
3. Druk NAVIGATIE naar links of rechts. De letter die het nemmer
vertegenwoordigt verandert in m (mobiel), w (werk), of h (thuis/privé).
4. Druk op SPREKEN/VERZENDEN om het nummer te bellen.
• Wilt u informatie over de betreende contactpersoon bewerken of zien,
klik dan op Menu > Bewerken.
• U kunt een contactpersoon op de SIM-kaart opslaan door te klikken op
Menu > Opslaan op SIM.
Voor meer informatie over Contacten zie hoofdstuk 5.
Bellen vanuit Oproepen
1. Klik in het Beginscherm op Start > Alle programma’s > Oproepen.
2. Kies een naam of nummer en druk op SPREKEN/VERZENDEN.
Druk in het scherm Oproepen op CENTER OK om details te zien, zoals het soort
gesprek ,gebeld, gemist of ontvangen, tijdsduur, datum en tijd van het gesprek.
Druk nogmaals op CENTER OK om het betreffende nummer te bellen.
Gesprekken aanpassen
Klik in Oproepen op Menu om diverse opties aan te passen en de oproepen te
filteren in gemaakt, ontvangen of gemist.
Opmerking U kunt ook een nummer opslaan in Contacten door in het venster van Oproepen
op Opslaan te klikken.
