Uw apparaat beheren 211211
13.7 Het toestel beveiligen
De SIM-kaart beveiligen met een pincode
U kunt uw SIM-kaart beveiligen door telkens bij het inschakelen van het apparaat
om een PIN (personal identification number) te vragen. Zonder het invoeren van de
juiste PIN kunt u de telefoon of gegevensverbinding niet gebruiken.
De pincode voor de SIM-kaart activeren
1. Tik op Start > Instellingen en tik op Communicatie.
2. Tik in het scherm Comm Manager op Telefoon>Pincode.
3. Typ de PIN, tik op OKen tik vervolgens in het dialoogvenster op OK.
Tips • Tik om de PIN te wijzigen op Pincode wijzigen in het scherm Telefooninstellingen.
• Noodoproepen kunnen altijd worden uitgevoerd, zonder dat een pincode vereist
is.
Het apparaat beveiligen met een wachtwoord
U kunt uw gegevens beter beveiligen door telkens wanneer het apparaat wordt
ingeschakeld naar een wachtwoord te laten vragen.
Een wachtwoord instellen
1. Tik op Start > Instellingen en tik op Alle instellingen.
2. Tik op het tabblad Persoonlijk op Vergrendeling.
3. Selecteer het keuzevak Bericht indien apparaat niet gebruikt gedurende,
en voer de tijd van inactiviteit waarna het toestel om een wachtwoord vraagt.
4. Selecteer in het vak Type wachtwoord het type wachtwoord dat u wilt
gebruiken.
Tip Als uw apparaat is geconfigureerd voor verbinding met een netwerk, gebruikt u
een alfanumeriek wachtwoord voor een betere beveiliging.
5. Voer het wachtwoord in zowel het vak Wachtwoord als het vak Bevestigen in.
6. Tik op OK. De volgende keer dat het toestel wordt ingeschakeld, wordt u
gevraagd het wachtwoord in te voeren.