819083
5
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/56
Nächste Seite
NL, Nederlands
Gebruiksaanwijzing
HUSQVARNA AUTOMOWER®
405X/415X
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de
machine niet voordat u de instructies goed hebt begrepen.
Inhoud
1 Veiligheid
1.1 Veiligheidsdefinities...............................................3
1.2 Algemene veiligheidsinstructies............................ 3
1.3 Veiligheidsinstructies voor installatie.....................4
1.4 Veiligheidsinstructies voor bediening.................... 4
1.5 Veiligheidsinstructies voor onderhoud.................. 5
1.6 Veiligheid bij accu's............................................... 5
1.7 Het product optillen en verplaatsen.......................5
2 Inleiding
2.1 Inleiding.................................................................6
2.2 Productoverzicht .................................................. 7
2.3 Symbolen op het product...................................... 8
2.4 Symbolen op het display....................................... 8
2.5 Symbolen op de accu............................................9
2.6 Algemene gebruiksinstructies............................... 9
2.7 Overzicht menustructuur - 1................................10
2.8 Overzicht menustructuur - 2................................11
2.9 Display................................................................ 12
2.10 Toetsenbord...................................................... 12
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie.............................................13
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de installatie........13
3.3 Voorbereiden op installatie..................................13
3.4 Vóór de installatie van de draden........................13
3.5 Montage van het product.................................... 18
3.6 De draad positioneren met krammen..................20
3.7 De begrenzingsdraad of geleidingsdraad
ingraven.................................................................... 20
3.8 De begrenzingsdraad of geleidingsdraad
verlengen.................................................................. 20
3.9 Na de installatie van het product.........................20
4 Productinstellingen
4.1 Automower® Connect app.................................. 21
4.2 Productinstellingen met toetsenbord en display..22
5 Werking
5.1 De knop ON/OFF gebruiken............................... 32
5.2 Product starten....................................................32
5.3 Het product parkeren.......................................... 33
5.4 Product stoppen.................................................. 33
5.5 Het product uitschakelen.....................................33
5.6 De accu opladen................................................. 33
6 Onderhoud
6.1 Introductie - onderhoud....................................... 34
6.2 Product reinigen.................................................. 34
6.3 De bladen vervangen.......................................... 35
6.4 Accu.................................................................... 36
6.5 Winterbeurt..........................................................36
7 Probleemoplossing
7.1 Introductie - problemen oplossen........................37
7.2 Foutmeldingen.................................................... 37
7.3 Informatie- en waarschuwingsberichten..............42
7.4 Indicatielampje in het laadstation........................ 43
7.5 Symptomen......................................................... 44
7.6 Breuken in de lusdraad opsporen....................... 45
8 Vervoer, opslag en verwerking
8.1 Transport.............................................................48
8.2 Opslag.................................................................48
8.3 Afvoeren..............................................................48
9 Technische gegevens
9.1 Automower® 405X/415X..................................... 49
9.2 Geregistreerde handelsmerken...........................51
10 Garantie
10.1 Garantievoorwaarden........................................52
21650 - 006 - 20.02.2023
1 Veiligheid
1.1 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op
belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt
om te wijzen op de kans op ernstig of
fataal letsel voor de gebruiker of omstanders
wanneer de instructies in de handleiding niet
worden gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er
een risico bestaat op schade aan het
product en andere eigendommen of aan
de omgeving wanneer de instructies in de
handleiding niet worden gevolgd.
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een
bepaalde situatie.
1.2 Algemene veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Lees de bedieningshandleiding zorgvuldig door en
zorg dat u de instructies hebt begrepen voordat u
het product gaat gebruiken. Bewaren om later te
kunnen raadplegen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door
kinderen of personen met fysieke, zintuiglijke of
geestelijke beperkingen (die van invloed kunnen
zijn op het veilig bedienen van het product), of
een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze
begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik
van het apparaat hebben ontvangen van een
persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
Volgens EU-vereisten mag het apparaat echter
worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
ouder en andere personen die ondanks hun
fysieke, sensorische of geestelijke handicap of
gebrek aan ervaring en kennis onder toezicht of
instructie van een verantwoordelijke persoon in
staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat
en op de hoogte zijn van alle gevaren. Kinderen
mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen
mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen
of onderhouden.
Het product mag uitsluitend worden gebruikt
in combinatie met apparatuur aanbevolen door
Husqvarna. Elk ander gebruik is onjuist.
Gebruik het product niet als personen, met name
kinderen, of huisdieren zich in het werkgebied
bevinden.
Er moeten waarschuwingsborden worden
geplaatst rondom het werkgebied van het product
als het in openbare gebieden wordt gebruikt.
De borden moeten de volgende tekst bevatten:
Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf
uit de buurt van de machine! Houd toezicht op
kinderen!
Raak geen bewegende gevaarlijke onderdelen,
zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledig
tot stilstand is gekomen.
Zet het product op OFF voordat u een blokkade
verhelpt, onderhoud uitvoert of het product
onderzoekt, en als het product abnormaal begint
te trillen. Controleer het product op beschadiging
voordat u het opnieuw start. Gebruik het product
niet als het beschadigd is.
Als zich een letsel of ongeval voordoet, dient u
medische hulp in te schakelen.
Plaats de voedingskabel en de verlengkabel niet
in het werkgebied. Dit kan schade aan de kabels
veroorzaken.
Sluit geen beschadigde kabel of stekker aan en
raak een beschadigde kabel niet aan voordat
de kabel is losgekoppeld van het stopcontact.
Koppel de stekker los van het stopcontact
als de kabel beschadigd raakt tijdens het
gebruik. Een versleten of beschadigde kabel
verhoogt het risico op elektrische schokken. Een
beschadigde kabel moet worden vervangen door
onderhoudspersoneel.
Wanneer u de voedingskabel op het stopcontact
aansluit, moet u een aardlekschakelaar (RCD)
gebruiken met een afschakelstroom van maximaal
30 mA.
Laad het product alleen op in het meegeleverde
laadstation. Voor veilig afvoeren van de accu
raadpleegt u
Afvoeren op pagina 48
. Onjuist
gebruik kan leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van corroderende
vloeistof uit de accu. Spoelen met water/
neutralisatiemiddel in geval van lekkage van
elektrolyt. Roep medische hulp in als er bijtende
vloeistof in uw ogen komt.
Gebruik alleen originele accu's die worden
aanbevolen door Husqvarna. De veiligheid van
het product kan niet worden gegarandeerd met
niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare
accu's.
Volg de installatie-instructies, met onder meer
instructies om het werkgebied te specificeren, zie
Installatie op pagina 13
.
Volg de instructies voor het starten en gebruiken
van het product, zie
Werking op pagina 32
.
1650 - 006 - 20.02.2023 Veiligheid - 3
Als er kans op onweer is, raadt Husqvarna
aan om de voedingskabel en alle draden naar
het laadstation los te koppelen om het risico
op schade aan elektrische componenten te
verminderen. Sluit de voedingskabel en alle
draden weer aan als er geen onweer meer dreigt.
Het is belangrijk dat alle draden correct zijn
aangesloten.
Volg de onderhoudsinstructies op en gebruik
indien nodig originele reserveonderdelen van
Husqvarna, zie
Onderhoud op pagina 34
.
Voor technische gegevens zoals gewicht,
afmetingen en geluidsemissiewaarden raadpleegt
u
Technische gegevens op pagina 49
.
De gebruiker is verantwoordelijk in geval van
ongelukken of gevaren met betrekking tot andere
personen of eigendommen.
Het product mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsregels voor het product.
Het is niet toegestaan om het originele ontwerp
van het product te wijzigen.
Volg de nationale voorschriften voor elektrische
veiligheid.
Husqvarna staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen het product en andere typen
draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen,
radiozenders of dergelijke.
Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard
geluid. Let op, in het bijzonder wanneer het
product in een gesloten ruimte wordt gehanteerd.
Het bedrijfs- en opslagtemperatuurbereik is 0-50
°C / 32-122 °F. Het temperatuurbereik voor
het opladen is 0-45 °C / 32-113 °F. Te hoge
temperaturen kunnen schade aan het product
veroorzaken.
1.3 Veiligheidsinstructies voor
installatie
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Installeer het laadstation, inclusief accessoires,
niet op een plek die zich onder of binnen 60
cm / 24 inch van brandbaar materiaal bevindt. In
geval van een storing kunnen het laadstation en
de voeding heet worden en kan er brandgevaar
ontstaan.
Zet de voeding niet op een hoogte waar er een
risico bestaat dat deze in het water komt te staan.
Zet de voeding niet op de grond.
Kapsel de voeding niet in. Condenswater kan de
voeding beschadigen en het risico op elektrische
schokken vergroten.
Van toepassing voor USA/Canada. Als de
voedingseenheid buiten is opgesteld: Risico van
elektrische schok. Alleen aansluiten op een
afgedekt GFCI-stopcontact (RCD), klasse A, dat
voorzien is van een behuizing die waterdicht is,
ongeacht of de kap van de aansluitstekker is
geplaatst.
Installeer het laadstation niet op een plek waar er
een risico bestaat op water vorming.
1.4 Veiligheidsinstructies voor
bediening
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Houd handen en voeten uit de buurt van roterende
messen. Plaats uw handen of voeten niet in de
buurt van of onder het product wanneer het op ON
staat.
Gebruik de functie Parkeren of zet het product op
OFF wanneer personen, vooral kinderen, of dieren
zich in het werkgebied bevinden. Zie
Het product
uitschakelen op pagina 33
. Husqvarna raadt aan
om het product in te stellen op gebruik wanneer
er in het werkgebied geen activiteit is. Het product
kan 's nachts letsel bij dieren in het werkgebied
veroorzaken, bijvoorbeeld bij egels. Zie
Schema op
pagina 22
.
Controleer of er geen voorwerpen zoals stenen,
takken, gereedschappen of speelgoed op het
gazon aanwezig zijn. De messen kunnen
beschadigd raken als ze een voorwerp raken.
Til het product niet op en verplaats het niet
wanneer het op ON is gezet.
Laat het product niet in botsing komen met
personen of dieren. Als een persoon of dier in
de baan van het product komt, moet het product
onmiddellijk worden gestopt. Zie
Product stoppen
op pagina 33
.
Zet geen objecten boven op het product of het
laadstation.
Gebruik het product niet als de STOP-knop niet
werkt.
Zet het product altijd op OFF wanneer u het niet
gebruikt. Het product kan alleen worden gestart als
u de juiste pincode invoert.
Gebruik het product niet tegelijkertijd met een pop-
up-sproeier. Gebruik de functie
Schema
zodat het
product en de pop-up-sproeier niet tegelijkertijd
werken. Zie
Het schema instellen op pagina 22
.
Gebruik dit product niet als er plassen water in
het werkgebied bevinden. Bijvoorbeeld als zware
regenval waterplassen veroorzaakt.
4 - Veiligheid 1650 - 006 - 20.02.2023
1.5 Veiligheidsinstructies voor
onderhoud
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u
onderhoud aan het product gaat uitvoeren.
Zet het product op OFF voordat u onderhoud aan
het product uitvoert.
Reinig het product niet met een hogedrukspuit.
Gebruik geen oplosmiddelen om het product te
reinigen.
Ontkoppel de stekker naar het laadstation voordat
u reinigings- of onderhoudswerkzaamheden
verricht aan het laadstation.
1.6 Veiligheid bij accu's
WAARSCHUWING: Lees de
volgende waarschuwingen voordat u het
product gaat gebruiken.
Lithium-ionaccu's kunnen ontploffen of brand
veroorzaken, indien gedemonteerd, kortgesloten,
blootgesteld aan water, brand of hoge
temperaturen. Behandel de accu voorzichtig,
demonteer de accu niet, open de accu niet en
voorkom elektrisch/mechanisch misbruik. Zet een
accu niet in direct zonlicht.
1.7 Het product optillen en verplaatsen
WAARSCHUWING: Het product
moet worden uitgeschakeld voordat het
wordt opgetild. Het product is uitgeschakeld
wanneer het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
OPGELET: Til het product niet op
als het in het laadstation is geparkeerd.
Hierdoor kan het laadstation en/of het
product worden beschadigd. Druk op STOP
en trek het product uit het laadstation
voordat u het optilt.
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de knop STOP om het product te stoppen.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF en zorg
ervoor dat het product is uitgeschakeld. Controleer
of het indicatielampje op het toetsenbord
niet brandt. Dit betekent dat het product is
uitgeschakeld. Zie
De knop ON/OFF gebruiken op
pagina 32
.
3. Draag het product aan de hendel met de
maaischijf uit de buurt van uw lichaam.
1650 - 006 - 20.02.2023 Veiligheid - 5
2 Inleiding
2.1 Inleiding
Serienummer:
Productnummer:
Pincode:
Het serienummer en het productnummer staan op het productplaatje en op de productverpakking.
Registreer uw product op www.husqvarna.com. Voer het serienummer van het product, het productnummer en
de aankoopdatum in om uw product te registreren.
2.1.1 Steun
Neem contact op met uw Husqvarna-dealer voor
ondersteuning met betrekking tot het product.
2.1.2 Productbeschrijving
Let op: Husqvarna werkt het uiterlijk en de werking
van producten regelmatig bij. Zie
Steun op pagina 6
.
Het product is een robotmaaier. Het product bevat
een accu en maait het gras automatisch. Hierbij
wisselen maaien en laden elkaar continu af. Het
bewegingspatroon is willekeurig, wat betekent dat het
gazon gelijkmatig en met minder slijtage wordt gemaaid.
De begrenzingsdraad en de geleidingsdraad regelen
de beweging van het product binnen het werkgebied.
Sensoren in het product detecteren wanneer het
product de begrenzingsdraad nadert. De voorzijde van
het product rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij
de begrenzingsdraad voordat het product omkeert.
Wanneer het product een obstakel raakt of de
begrenzingsdraad nadert, kiest het een nieuwe richting.
De gebruiker selecteert de instellingen voor de werking
met de toetsen op het toetsenblok. Het display toont de
geselecteerde en mogelijke instellingen voor de werking,
en de bedrijfsmodus van het product.
2.1.2.1 Maaitechniek
Deze regelmatige maaitechniek verbetert de kwaliteit
van het gras en vermindert het gebruik van meststoffen.
Het gras hoeft niet te worden verzameld.
2.1.2.2 Laadstation zoeken
Het product werkt totdat de laadstatus van de accu
laag is, en het gaat vervolgens naar het laadstation.
De geleidingsdraad wordt vanaf het laadstation naar
een afgelegen deel van het werkgebied of door een
smalle doorgang gelegd. De geleidingsdraad wordt
aangesloten op de begrenzingsdraad waardoor het
product het laadstation veel gemakkelijker en sneller
kan vinden.
2.1.2.3 Automower® Connect
Automower® Connect is een mobiele applicatie
waarmee de instellingen voor de werking op afstand
kunnen worden geselecteerd. U kunt ook de instellingen
van het product instellen. Zie
Automower® Connect app
op pagina 21
.
2.1.2.4 Automower® Intelligent Mapping (AIM)
Automower® Intelligent Mapping (AIM) is beschikbaar
in de Automower® Connect-app. Gebruik Automower®
Intelligent Mapping (AIM) om een virtuele kaart van
uw gazon en installatie te maken. Op de kaart kunt u
virtuele werkgebieden en te vermijden zones maken. Zie
Automower® Intelligent Mapping (AIM) op pagina 21
.
6 - Inleiding 1650 - 006 - 20.02.2023
2.2 Productoverzicht
6
8
9
11
16
19
17
18
15
13
7
14
24
26
25
27
28
29 30
10
20
23
22
21
12
4
3
2
5
1
1. Behuizing van het product
2. Kap
3. Klep voor display en toetsenbord
4. Knop STOP
5. Achterwielen
6. Voorwiel
7. Koplampen
8. Maaischijf
9. Glijplaat
10. Contactplaten
11. Led-indicator voor controle van de werking van het
laadstation, begrenzingsdraad en geleidingsdraad
12. Laadstation
13. Display
14. Toetsenbord
15. Knop ON/OFF
16. Productplaatje met productidentificatienummer
17. Onderhoudsgereedschap1
18. Maaisysteem
19. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
20. Lusdraad voor begrenzingsdraad en
geleidingsdraad2
21. Aansluitklemmen voor de lusdraad3
22. Haringen4
23. Koppelingen voor de lusdraad5
24. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
25. Voeding6
26. Meetlat voor het installeren van de
begrenzingsdraad (verwijder de meetlat van de
doos van het product)
27. Gebruikershandleiding en Beknopte handleiding
28. Mes
29. Laagspanningskabel
30. Alarmsticker
1Bevindt zich onder de bovenklep.
2Is een deel van de installatiekit die afzonderlijk is aangeschaft.
3Is een deel van de installatiekit die afzonderlijk is aangeschaft.
4Is een deel van de installatiekit die afzonderlijk is aangeschaft.
5Is een deel van de installatiekit die afzonderlijk is aangeschaft.
6Het uiterlijk kan verschillen voor verschillende markten.
1650 - 006 - 20.02.2023 Inleiding - 7
2.3 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op het product. Bestudeer ze
zorgvuldig.
WAARSCHUWING: Lees de
gebruikersinstructies voordat
u het product gebruikt.
WAARSCHUWING: Schakel
het product uit voordat u
werkzaamheden aan het pro-
duct uitvoert of het product
optilt.
WAARSCHUWING: Bewaar
een veilige afstand tot het
product als dit in gebruik is.
Houd uw handen en voeten
uit de buurt van de roterende
messen.
WAARSCHUWING: Ga niet
op het product zitten of staan.
Plaats uw handen of voeten
niet in de buurt van of onder
het product.
Vergrendelingsfunctie.
Gebruik een losse voeding
zoals aangegeven op het ty-
peplaatje naast het symbool.
Dit product voldoet aan de geldende EG-
richtlijnen.
Dit product voldoet aan de geldende UK-
richtlijnen.
Het is niet toegestaan om dit product als
normaal huishoudelijk afval af te voeren.
Zorg dat het product wordt gerecycled
volgens de lokale wettelijke voorschriften.
Het chassis bevat onderdelen die
gevoelig zijn voor elektrostatische
ontlading (ESD). Het chassis moet ook
op een professionele manier worden
afgedicht. Daarom mag het chassis
uitsluitend worden geopend door erkende
servicemonteurs. Een defecte afdichting
kan ertoe leiden dat de volledige garantie
of een deel ervan komt te vervallen.
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij
het knippen van randen waar de kabels
liggen.
2.4 Symbolen op het display
In het menu Schema kunt u instellen
wanneer het product het gazon moet
maaien.
In het menu Maaihoogte kunt u de
maaihoogte van het product instellen.
In het menu Beveiliging kunt u kiezen
tussen 3 beveiligingsniveaus voor het
product.
In het menu Berichten kunt u de
foutmeldingen
en
infoberichten
van het
product vinden.
De functie Weertimer past automatisch de
maai-intervallen aan de grasgroei aan.
In het menu Installatie kunt u handmatige
instellingen voor de installatie van het
product instellen.
In het menu Instellingen kunt u de
algemene instellingen van het product
wijzigen.
8 - Inleiding 1650 - 006 - 20.02.2023
In het menu Accessoires kunt u
instellingen voor de accessoires van het
product wijzigen.
Het schema is zo ingesteld dat het
product geen gras maait.
Het product negeert het schema.
De accu-indicator geeft het laadniveau
van de accu aan. Wanneer het product
wordt opgeladen, knippert het symbool.
Het product is in het laadstation geplaatst
en de accu is volledig opgeladen.
Het product staat in de ECO-modus.
Bluetooth® draadloze communicatie met
Automower® Connect op uw mobiele
apparaat.
GPS-ondersteunde navigatie is actief.
Knippert terwijl GPS-informatie wordt
verzameld.
GPS-ondersteunde navigatie is niet actief.
De signaalsterkte van de GPRS-
ontvangst.
Probleem met de verbinding met de
internetserver.
Probleem met de SIM-kaart of de module.
2.5 Symbolen op de accu
WAARSCHUWING: Lithium-Ion accu's
kunnen ontploffen of brand veroorzaken
indien ze zijn gedemonteerd of
kortgesloten of indien er ruw mee wordt
omgegaan. Stel ze niet bloot aan water,
vuur of hoge temperaturen.
Lees de gebruikersinstructies goed door.
Dank de accu niet af door deze in een
vuur te gooien en stel de accu niet bloot
aan een warmtebron.
Dompel de accu niet onder in water.
2.6 Algemene gebruiksinstructies
Voor het gemak wordt het volgende systeem in de
bedieningshandleiding gebruikt:
Cursief
gedrukte tekst geeft teksten aan die
worden weergegeven op het display of is
een verwijzing naar een ander gedeelte in de
bedieningshandleiding.
Vet gedrukte tekst geeft de knoppen op het
product aan.
1650 - 006 - 20.02.2023 Inleiding - 9
2.7 Overzicht menustructuur - 1
Veiligheid
Laag Midden Hoog Duur
Duur van het alarm
Wijzig
pincode
Nieuw
lussignaal
Beveiligingsniveau
Foutmeldingen Infomeldingen
Meldingen
Gebruik weertimer
Laag Midden Hoog
Maaitijd
Weertimer
Uitgebreid
Schema
Overzicht/maandag
Periode 1 Periode 2 Kopiëren
Zo Huidige
dag
Heel de weekZaVrDoWoDiMaAlle
dagen
Resetten
Maaihoogte
GewensteMaaihoogte
Maaihoogte
10 - Inleiding 1650 - 006 - 20.02.2023
2.8 Overzicht menustructuur - 2
Installatie
Tuindekking
Gebied 1-3
Vind laadstation
Geleiding
Vertra-
gingstijd
Testen
geleiding
Resetten Testen
links
Testen
rechts
Resetten
Uitscha-
kelen
Meer Uitscha-
kelen
Meer
Begrenzing Lader
Bereik
laadstation
Hoe? Hoe
vaak?
Hoe
ver?
Uitschakelen
Resetten
Testen
Meer Doorrijbreedte Achteruitrij-
afstand
Rijd over
draad
Uitgebreid
Informatie Maaierhuis
Accessoires
Instellingen
ECO-modus
Tijd &
datum
Ingestelde
tijd
Ingestelde
datum
Tijdnotatie Datumnotatie
Taal Land en
tijdzone
Reset alle
gebruikers-
instellingen
Info
Laag
Laag- Hoog Hoog+
Mid.
Intensiteit
Spiraalmaaien Algemeen
Gebruik Gebruik
Eenheid
Vertra-
gingstijd
Vorstbescherming
GPS Auto
Doorgangen
maaien
Gebruik Koppelen GeoFence
Koplamp
Schema Knippert
bij fout
FlexiFence
Automower
Connect
1650 - 006 - 20.02.2023 Inleiding - 11
2.9 Display
Op het display op het product wordt informatie over de
instellingen van het product weergegeven.
Druk op STOP om naar het display te gaan.
2.10 Toetsenbord
Gebruik het toetsenbord op het product om door de
menustructuur te navigeren. Druk op de knop STOP om
bij het toetsenbord te komen.
Gebruik de knop ON/OFF (A) om het product
AAN of UIT te zetten. De led-indicator op het
toetsenbord geeft aan of het product AAN of UIT
is. Zie
De knop ON/OFF gebruiken op pagina 32
.
Gebruik de knop START (B) om het product te
starten.
Gebruik de knop BACK (C) om omhoog te gaan in
de menulijsten.
Gebruik de pijltoetsen (D) om door het menu te
navigeren.
Gebruik de knop OK (E) om selecties uit te voeren.
Gebruik de knop MENU (F) om naar het
hoofdmenu te gaan.
Gebruik de knop PARK (G) om het product naar
het laadstation te sturen.
Gebruik de cijfertoetsen (H) om cijfers in te voeren.
A
B
F
G
C E
D
H
12 - Inleiding 1650 - 006 - 20.02.2023
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en
begrepen voordat u het product monteert.
OPGELET: Gebruik originele
reserveonderdelen en origineel
installatiemateriaal.
Let op: Zie www.husqvarna.com voor meer
informatie over de installatie.
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
installatie
De installatie bestaat uit de volgende onderdelen:
Een robotmaaier die het gazon automatisch maait.
Een laadstation met 3 functies:
Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
Controlesignalen langs de geleidingsdraad
sturen, zodat het product de geleidingsdraad
naar specifieke afgelegen gebieden in de
tuin kan volgen en terug kan keren naar het
laadstation.
Het product opladen.
Een voeding, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100-240 V.
De lusdraad, die langs de randen van het
werkgebied wordt gelegd en ook rondom
voorwerpen en planten die de robotmaaier
niet mag raken. De lusdraad dient als
begrenzingsdraad en ook als geleidingsdraad.
3.3 Voorbereiden op installatie
Lees het hoofdstuk over installatie voordat u de
installatie start. Bereid de installatie zorgvuldig voor,
zodat het product naar behoren werkt.
Maak een blauwdruk van het werkgebied en neem
er alle obstakels in op. Dit maakt het gemakkelijker
om te onderzoeken waar het laadstation, de
begrenzingsdraad en geleidingsdraad geplaatst
moeten worden.
Breng een markering aan op de blauwdruk
waar het laadstation, de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad moeten worden geplaatst.
Breng een markering op de blauwdruk
aan waar de geleidingsdraad aansluit op
de begrenzingsdraad. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 19
.
Vul de gaten in het gazon in om het vlak te maken.
OPGELET: Gaten met water in
het gazon kunnen schade aan het
product veroorzaken.
Maai het gras voordat u het product installeert.
Zorg ervoor dat het gras maximaal 10 cm/3.9 inch
is.
Let op: De eerste weken na de installatie kan het
geluidsniveau bij het maaien van het gras hoger zijn dan
gewoonlijk. Het geluidsniveau wordt na verloop van tijd
lager.
3.4 Vóór de installatie van de draden
U kunt kiezen om de draden met staken te bevestigen
of om ze in te graven. U kunt de 2 procedures voor
hetzelfde werkgebied gebruiken.
OPGELET: Graaf de begrenzingsdraad
en de geleidingsdraad in indien u
een verticuteermachine gebruikt in het
werkgebied om te voorkomen dat ze
beschadigd raken.
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst
Zorg voor minimaal 3m/10ft vrije ruimte
vóór het laadstation. Zie
Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd op pagina
17
.
Houd een minimum aan van 150 cm / 60 inch
vrije ruimte rechts en links van het midden van het
laadstation.
Plaats het laadstation in de buurt van een
stopcontact.
Plaats het laadstation op een vlakke ondergrond.
De bodemplaat van het laadstation mag niet
gebogen zijn.
max. 5 cm / 2"
max. 5 cm / 2"
1650 - 006 - 20.02.2023 Installatie - 13
Als het werkgebied twee delen heeft die zijn
gescheiden door een steile helling, raden wij aan
het laadstation op het laagste deel te plaatsen.
Plaats het laadstation in een gebied met
bescherming tegen de zon.
Als het laadstation op een eiland is geplaatst,
dient u ervoor te zorgen dat u de geleidingsdraad
met het eiland verbindt. Zie
Een eiland maken op
pagina 16
.
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
worden geplaatst
WAARSCHUWING: U mag de
laagspanningskabel niet doorsnijden of
verlengen. Er bestaat een gevaar voor
elektrische schokken.
OPGELET: Zorg ervoor dat de messen
op het product niet de laagspanningskabel
doorsnijden.
WAARSCHUWING: De
voedingskabel en verlengkabel moeten zich
buiten het werkgebied bevinden om schade
aan de kabels te voorkomen.
OPGELET: Plaats de
laagspanningskabel niet in een spoel of
onder de plaat van het laadstation. De
bobine veroorzaakt interferentie met het
signaal van het laadstation.
Plaats de voeding in een gebied met een dak en
bescherming tegen de zon en de regen.
Plaats de voeding in een gebied met een goede
luchtstroom.
Gebruik een aardlekschakelaar met een
afschakelstroom van maximaal 30 mA wanneer u
de voeding aansluit op het stopcontact.
Laagspanningskabels van verschillende lengtes zijn
verkrijgbaar als accessoires.
3.4.3 Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst
OPGELET: Er dient een barrière
van minimaal 15 cm/6 inch hoog tussen
de begrenzingsdraad en waterpartijen,
hellingen, afgronden of openbare wegen te
staan. Dit voorkomt schade aan het product.
OPGELET: Laat het product niet
werken op grind.
OPGELET: Maak geen scherpe
bochten wanneer u de begrenzingsdraad
installeert.
OPGELET: Voor een zorgvuldige
werking zonder geluid isoleert u alle
obstakels zoals bomen, wortels en stenen.
De begrenzingsdraad moet als een lus om het
werkgebied worden geplaatst. De sensoren in
het product detecteren wanneer het product de
begrenzingsdraad nadert en het product een andere
richting selecteert. Alle delen van het werkgebied
moeten zich op maximaal 35 m/115 ft van de
begrenzingsdraad bevinden.
Om de verbinding tussen de geleidingsdraad en
de begrenzingsdraad eenvoudiger te maken, is het
raadzaam een oogje te maken op de plaats waar de
geleidingsdraad wordt aangesloten. Maak het oogje
circa 20 cm/8 inch van de begrenzingsdraad.
14 - Installatie 1650 - 006 - 20.02.2023
Let op: Maak een blauwdruk van het werkgebied
voordat u de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
installeert.
A
B
C
EDF
Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige
werkgebied (A). Pas de afstand tussen de
begrenzingsdraad en de obstakels aan.
Plaats de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B) van
een obstakel dat hoger is dan 5 cm/2 inch.
35 cm /14
"
> 5 cm / 2
"
Plaats de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C) van
een obstakel dat 1-5 cm/0.4-2 inch hoog is.
1-5 cm / 0.4 - 2"
30 cm / 12"
Plaats de begrenzingsdraad 10 cm/4 inch (D) van
een obstakel dat kleiner is dan 1 cm/0.4 inch.
10 cm / 4"
max 1 cm / 0.4"
Als u een tegelpad op niveau van het gazon hebt,
plaatst u de begrenzingsdraad lager dan de tegels.
Let op: Indien het tegelpad breder is dan 30
cm/12 inch, gebruikt u de fabrieksinstelling voor de
functie
Rijd over draad
om al het gras naast het
tegelpad te maaien. Zie
De functie Rijd over draad
instellen op pagina 28
.
Als u een eiland maakt, plaatst u de
begrenzingsdraden die naar en van het eiland
lopen dicht bij elkaar (E). Plaats de kabels in
dezelfde kram. Zie
Een eiland maken op pagina
16
.
Maak een oogje (F) op de plaats waar de
geleidingsdraad met de begrenzingsdraad moet
worden verbonden.
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling plaatsen
Het product kan gebruikt worden op hellingen van 40%.
Hellingen die te steil zijn, moeten worden uitgesloten
met de begrenzingsdraad. De hellingshoek (%) wordt
berekend als verticale hoogte gedeeld door horizontale
afstand. Voorbeeld: 10 cm/100 cm = 10%.
10 cm/ 4"
100 cm/ 40"
10%
1650 - 006 - 20.02.2023 Installatie - 15
Voor hellingen steiler dan 40% binnen
het werkgebied isoleert u de helling met
begrenzingsdraad.
Voor hellingen steiler dan 15% langs de buitenrand
van het gazon plaatst u de begrenzingsdraad 20
cm/8 inch (A) van de rand.
A
>15%
Voor hellingen grenzend aan een openbare weg
plaatst u een afzetting van minimaal 15 cm / 6 inch
langs de buitenrand van de helling. U kunt een
muur of hek als afzetting gebruiken.
3.4.3.2 Doorgangen
Een doorgang is een sectie met begrenzingsdraad aan
elke kant die 2 delen van het werkgebied verbindt. De
afstand tussen de begrenzingsdraad moet aan elke kant
van de doorgang minimaal 60 cm/24 inch bedragen.
Let op: Als een doorgang minder dan 2 m/6.5
ft breed is, installeert u een geleidingsdraad door de
doorgang.
De aanbevolen minimumafstand tussen de
geleidingsdraad en de begrenzingsdraad is 30
cm/12 inch. Het product loopt altijd links van
de geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation. Het is raadzaam om te zorgen voor zo veel
mogelijk vrije ruimte links van de geleidingsdraad (A).
>2 m / 6.5 ft
A
>30 cm / 12"
>60 cm / 24"
3.4.3.3 Een eiland maken
OPGELET: Kruis geen gedeelte van
de begrenzingsdraad over een ander
gedeelte. De begrenzingsdraadgedeelten
moeten evenwijdig lopen.
OPGELET: Kruis de geleidingsdraad
niet over de begrenzingsdraad.
OPGELET: Isoleer of verwijder
obstakels die lager zijn dan 15 cm/6 inch.
Isoleer of verwijder obstakels met een lichte
helling, zoals stenen, bomen en wortels. Dit
voorkomt schade aan de messen van het
product.
16 - Installatie 1650 - 006 - 20.02.2023
Isoleer gebieden in het werkgebied met de
begrenzingsdraad om een eiland te maken. We raden
aan alle stabiele objecten in het werkgebied te isoleren.
Sommige obstakels kunnen tegen een botsing, zoals
bomen en struiken die hoger zijn dan 15 cm/6 inch.
Het product botst tegen het obstakel en selecteert
vervolgens een nieuwe richting.
Plaats de begrenzingsdraad op en rond het
obstakel om een eiland te maken.
Plaats de 2 stukken begrenzingsdraad die naar en
van het eiland lopen dicht bij elkaar. Hierdoor loopt
het product over de draad.
Zet de 2 stukken begrenzingsdraad in dezelfde
staak vast.
0 cm / 0
"
3.4.3.4 Een bijgebied maken
Maak een bijgebied (B) als het werkgebied 2 gebieden
heeft die niet zijn verbonden met een doorgang. Het
werkgebied met het laadstation is het hoofdgebied (A).
Let op: Het product moet handmatig worden
verplaatst tussen het hoofdgebied en het secundaire
gebied.
B
A
Plaats de begrenzingsdraad rond het bijgebied (B)
om een eiland te maken. Zie
Een eiland maken op
pagina 16
.
Let op: De begrenzingsdraad moet als 1 lus
rond het gehele werkgebied (A + B) worden
geplaatst.
Let op: Wanneer het product gras maait in
het bijgebied, moet de modus
Bijgebied
worden
geselecteerd. Zie
Bijgebied op pagina 32
.
3.4.4 Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd
Plaats de geleidingsdraad in een lijn op minimaal 2
m/6.5 ft afstand vóór het laadstation.
Zorg voor zo veel mogelijk ruimte links van de
geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation.
Plaats de geleidingsdraad minimaal 30 cm /12 inch
van de begrenzingsdraad.
Maak geen scherpe bochten wanneer u de
geleidingsdraad plaatst.
135º
135º 90º
Als het werkgebied een helling heeft, plaatst u de
geleidingsdraad diagonaal over de helling.
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
Als het laadstation in een klein gebied (A) wordt
geplaatst, zorgt u ervoor dat de afstand tot de
begrenzingsdraad minimaal 3 m/10 ft vóór het
laadstation bedraagt.
Als het werkgebied een doorgang (B) zonder
geleidingsdraad heeft, is de minimale afstand
tussen de begrenzingsdraden 2 m / 6.5 ft. Als
er wel een geleidingsdraad is aangebracht in
de doorgang, is de minimale afstand tussen de
geleidingsdraden 60 cm / 24 inch.
Als het werkgebied gebieden heeft die door
middel van een smalle doorgang (B) met elkaar
zijn verbonden, kunt u het product zodanig
instellen dat dit eerst de geleidingsdraad volgt
en deze dan na een bepaalde afstand (C)
verlaat. De instellingen kunnen worden gewijzigd
in
GPS-ondersteunde navigatie, Tuindekking en
Systematisch doorgangen maaien op pagina 25
.
Indien het werkgebied een bijgebied (D) omvat,
raadpleegt u
Bijgebied op pagina 32
. Zet het
1650 - 006 - 20.02.2023 Installatie - 17
product in het bijgebied en selecteer
de modus
Bijgebied
.
B
D
C
A
3.5 Montage van het product
3.5.1 Installatiegereedschappen
Hamer/kunststof hamer: om het plaatsen van de
krammen te vereenvoudigen.
Kantensnijder/rechte spade: om de
begrenzingsdraad te begraven.
Combinatietang: voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van de
connectoren.
Instelbare tang: voor het samenknijpen van de
koppelingen.
3.5.2 Laadstation monteren
OPGELET: Het is niet toegestaan om
nieuwe gaten in de plaat van het laadstation
te maken.
OPGELET: Plaats uw voeten niet op de
bodemplaat van het laadstation.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor
dat de pluggen van de laagspanningskabel
en de voedingseenheid schoon en droog
zijn voordat u ze aansluit.
Gebruik bij het aansluiten van de voeding altijd
een stopcontact dat is aangesloten op een
aardlekschakelaar (RCD).
1. Lees en begrijp de instructies over het laadstation.
Zie
Onderzoeken waar het laadstation moet
worden geplaatst op pagina 13
.
2. Plaats het laadstation in het geselecteerde gebied.
Let op: Bevestig het laadstation pas aan de
grond met de schroeven nadat de geleidingsdraad
is geïnstalleerd. Zie
De geleidingsdraad installeren
op pagina 19
.
3. Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
4. Zet de voeding op een minimale hoogte van 30
cm/12 inch.
min 30 cm / 12”
5. Sluit de voedingskabel aan op een stopcontact van
100-240V.
Let op: Het product kan in het laadstation
worden geplaatst om op te laden terwijl u
de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
installeert.
6. Plaats de laagspanningskabel met staken in
de grond of graaf de kabel in. Zie
De draad
positioneren met krammen op pagina 20
of
De
begrenzingsdraad of geleidingsdraad ingraven op
pagina 20
.
7. Sluit de draden aan op het laadstation
nadat de installatie van de begrenzingsdraad
en de geleidingsdraad is voltooid. Zie
De
begrenzingsdraad installeren op pagina 19
en
De
geleidingsdraad installeren op pagina 19
.
8. Bevestig het laadstation aan de grond
met de meegeleverde schroeven nadat de
geleidingsdraad is geïnstalleerd. Zie
De
geleidingsdraad installeren op pagina 19
.
18 - Installatie 1650 - 006 - 20.02.2023
3.5.3 De begrenzingsdraad installeren
OPGELET: Wikkel resterende draad
niet op tot een spoel. De spoel veroorzaakt
interferentie met het product.
1. Plaats de begrenzingsdraad rond het volledige
werkgebied. Start en voltooi de installatie achter
het laadstation.
2. Open de connector en leg de begrenzingsdraad in
de connector.
3. Sluit de connector met een tang.
4. Snijd de begrenzingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch
boven elke connector.
5. Druk de rechterconnector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "AR".
6. Druk de linkerconnector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "AL".
3.5.4 De geleidingsdraad installeren
OPGELET: Een tweeaderige kabel
of een kroonsteentje geïsoleerd met
isolatietape levert geen adequate lassen op.
Het vocht in de grond zorgt ervoor dat de
draden gaan oxideren, waardoor het circuit
na een tijdje wordt onderbroken.
1. Open de connector en leg de draad in de
connector.
2. Sluit de connector met een tang.
3. Knip de geleidingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch boven
elke connector af.
4. Druk de geleidingsdraad door de sleuf in de plaat
van het laadstation.
5. Druk de connector op de metalen pen van het
laadstation met de markering "GUIDE".
6. Ontkoppel het laadstation van het stopcontact.
7. Plaats het uiteinde van de geleidingsdraad in het
oogje op de begrenzingsdraad.
8. Knip de begrenzingsdraad door met een
draadtang.
9. Sluit de geleidingsdraad met behulp van een
koppeling op de begrenzingsdraad aan.
a) Plaats de 2 uiteinden van de
begrenzingsdraad en het uiteinde van de
geleidingsdraad in de koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u de
draaduiteinden kunt zien door het
transparante gedeelte van de koppeling.
b) Duw met een verstelbare tang op het deksel
op de koppeling om de draden in de
koppeling te bevestigen.
10. Bevestig de geleidingsdraad aan de grond met
behulp van staken of begraaf de geleidingsdraad
in de grond. Zie
De draad positioneren met
krammen op pagina 20
of
De begrenzingsdraad
of geleidingsdraad ingraven op pagina 20
.
11. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
1650 - 006 - 20.02.2023 Installatie - 19
3.6 De draad positioneren met
krammen
OPGELET: Zorg ervoor dat de staken
de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
tegen de grond houden.
OPGELET: De kabelisolatie kan
beschadigd raken wanneer het gras meteen
na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen
soms pas weken of maanden later voor
problemen.
1. Plaats de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
op de grond.
2. Zet de staken maximaal 75 cm/30 inch van elkaar.
3. Bevestig de staken in de grond met een (kunststof)
hamer.
Let op: De draad is na enkele weken overgroeid met
gras en niet meer zichtbaar.
3.7 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven
Snijd met een kantsnijder of een rechte schop een
groef in de grond.
Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
1-20 cm/0.4-8 inch in de grond.
3.8 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad verlengen
Let op: Verleng de begrenzingsdraad of
geleidingsdraad als deze te kort is voor het werkgebied.
Gebruik originele reserveonderdelen, bijvoorbeeld
koppelingen.
1. Ontkoppel het laadstation van het stopcontact.
2. Knip de begrenzingsdraad of geleidingsdraad
af met een draadtang op de plaats waar het
verlengstuk moet worden geplaatst.
3. Voeg draad toe aan de locatie waar het
verlengstuk moet worden geplaatst.
4. Plaats de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
in positie.
5. Plaats de draaduiteinden in een koppeling.
Let op: Zorg ervoor dat u de uiteinden van de
begrenzingsdraad of de geleidingsdraad door het
transparante gedeelte van de koppeling heen kunt
zien.
6. Duw met een waterpomptang op het dopje van
de koppeling om de draden in de koppeling te
bevestigen.
7. Positioneer de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad met staken.
8. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.9 Na de installatie van het product
3.9.1 Visuele controle van het laadstation
uitvoeren
1. Controleer of de led-indicator op het laadstation
groen brandt.
2. Als de led-indicator niet groen is, controleert u de
installatie. Zie
Indicatielampje in het laadstation op
pagina 43
en
Laadstation monteren op pagina 18
.
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
Voordat u het product voor de eerste keer gaat
gebruiken, moet u de basisinstellingen opgeven.
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Schakel het product in.
3. Druk op de pijltoetsen en de knop OK. Selecteer
taal, land, datum, tijd en stel een pincode in.
Let op: Voor sommige modellen is een
fabriekspincode vereist voordat een persoonlijke
pincode kan worden geselecteerd. Het is niet
mogelijk om 0000 als pincode te gebruiken.
20 - Installatie 1650 - 006 - 20.02.2023
4 Productinstellingen
U kunt het toetsenbord en het display op het
product of de Automower® Connect-app gebruiken
om de instellingen voor de functies van het product
uit te voeren. De functies van het product hebben
fabrieksinstellingen die van toepassing zijn voor de
meeste werkgebieden, maar de instellingen kunnen
worden aangepast aan de omstandigheden van elk
werkgebied.
4.1 Automower® Connect app
Het product kan verbinding maken met mobiele
apparaten waarop de Automower® Connect app is
geïnstalleerd. Automower® Connect is een gratis app
voor uw mobiele apparaat. U kunt de uitgebreide
functies voor het product gebruiken via de Automower®
Connect app.
Op het
Dashboard
wordt de huidige gebruik
van het product weergegeven. U kunt een
bedrijfsmodus voor het product selecteren in het
dashboard.
De
kaart
toont de actuele positie van het product
en het ingestelde centrale punt voor de functie.
In het menu
Instellingen
kunt u de instellingen voor
het product wijzigen.
In het menu
Statistieken
kunt u de statistieken van
het product bekijken.
In het menu
Berichten
kunt u de
Foutmeldingen
en
de
infoberichten
van het product vinden.
De Automower® Connect app heeft mobiele verbinding
voor de lange afstand en een Bluetooth® verbinding
voor de korte afstand.
4.1.1 De Automower® Connect-app
installeren
1. Download de Automower® Connect-app op uw
mobiele apparaat.
2. Meld u aan voor een Husqvarna-account in de
Automower® Connect-app.
3. Er wordt een e-mail verzonden naar het
geregistreerde e-mailadres. Volg de instructies in
de e-mail binnen 24 uur op om uw account te
valideren.
4. Meld u aan bij uw Husqvarna-account in de
Automower® Connect-app.
4.1.2 Automower® Connect en het product
koppelen
Bluetooth®-communicatie en de Automower® Connect-
kit voor mobiele communicatie zijn inbegrepen in
Automower® 405X/415X.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina
22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Accessoires
>
Automower®
Connect
>
Koppelen
>
Nieuwe koppeling
te
doorlopen.
3. Volg de instructies in de Automower® Connect-
app.
4.1.3 Automower® Intelligent Mapping
(AIM)
Automower® Intelligent Mapping (AIM) is beschikbaar
in de Automower® Connect-app. De technologie in
het product maakt gebruik van verschillende sensoren,
waaronder GPS. De nauwkeurigheid van de kaart is
ongeveer 1 m / 3.3 ft.
B
A
C
Sommige functies met zijn:
Er wordt een kaart van het gazon in
deAutomower® Connect-app weergegeven met
laadstation, begrenzingsdraad, geleidingsdraad en
eilanden.
1650 - 006 - 20.02.2023 Productinstellingen - 21
U kunt werkgebieden (A) en (B) in de installatie
maken waar u een schema en maaihoogte voor elk
werkgebied kunt instellen.
U kunt te vermijden zones (C) maken waarin het
product niet kan komen en geen gras kan maaien.
Let op: Met de AIM-functie kunt u werkgebieden en
te vermijden zones inrichten met een nauwkeurigheid
van ca. 1 m / 3.3 ft.
De gegevensverzameling voor de kaart start
automatisch. Het product verzamelt gegevens tijdens
het bedrijf en de kaart is compleet in 1-2 weken.
Verwijder tijdelijke obstakels op het gazon als het
product in bedrijf is en gegevens verzamelt. Als u de
installatie van de draden of laadstation wijzigt, moet
u een nieuwe kaart maken. Lees meer over in de
Automower® Connect-app.
4.1.4 Firmware draadloos downloaden
FOTA (Firmware over the air)
Het product heeft een functie waarmee automatisch
nieuwe firmware wordt gedownload. Wanneer er
nieuwe firmware beschikbaar is, wordt er een melding
weergegeven in de app waarin u kunt selecteren de
nieuwe firmware te installeren. In de fabrieksinstelling is
deze functie ingeschakeld.
4.2 Productinstellingen met
toetsenbord en display
4.2.1 Toegang krijgen tot het menu in het
display van het product
1. Druk op STOP.
2. Gebruik de cijfertoetsen en de knop OK om de
pincode in te voeren.
3. Druk op MENU.
4.2.2 Menustructuur
Het hoofdmenu bevat het volgende:
Schema
Maaihoogte
Veiligheid
Meldingen
Weertimer
Installatie
Instellingen
Accessoires
Zie
Overzicht menustructuur - 1 op pagina 10
en
Overzicht menustructuur - 2 op pagina 11
.
4.2.3 Schema
Let op: Voor het beste resultaat mag u het gazon
niet te vaak laten maaien. Als u het product te veel laat
maaien, kan het gazon er geplet uitzien. Ook wordt het
product blootgesteld aan onnodige slijtage.
4.2.3.1 Het schema instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Overzicht
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de dag
te selecteren.
4. Gebruik de rechterpijltoets om de periode te
selecteren.
5. Druk op de knop OK.
6. Bereken de geschikte bedrijfsuren. Zie
Een
schatting van de benodigde bedrijfstijd maken op
pagina 22
.
7. Voer de tijd in met de cijfertoetsen. Het product
kan het gras 1 of 2 perioden per dag maaien.
8. Als het product op een bepaalde dag niet moet
maaien, maakt u de selectie van het vakje naast
de 2 perioden ongedaan.
4.2.3.2 Een schatting van de benodigde bedrijfstijd
maken
Als het werkgebied kleiner is dan de maximale
productcapaciteit, stelt u het schema in om schade aan
het gazon en slijtage van het product te verminderen.
Het product heeft een maximale maaitijd per dag. U kunt
de bedrijfstijd van het product in het schema instellen.
De bedrijfstijd omvat maaien, zoeken en opladen. De
bedrijfstijd kan om veel redenen verschillen, bijvoorbeeld
de indeling van het werkgebied, de grasgroei en
de leeftijd van de accu. Wanneer het product de
maximale maaitijd per dag heeft bereikt, wordt het
bericht
Vandaag maaien voltooid
weergegeven op het
display van het product.
De onderstaande tabel vermeldt de aanbevolen
bedrijfstijden voor enkele voorbeelden van
werkgebieden. Als het resultaat niet bevredigend is,
moet u de bedrijfstijd verlengen.
22 - Productinstellingen 1650 - 006 - 20.02.2023
Gebied, m2Aanbevolen bedrijfstijd, h
500 10
1000 17
1500 24
4.2.3.3 De schema-instelling kopiëren
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Overzicht > Kopiëren
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
schema-instelling te kopiëren. U kunt de schema-
instellingen van dag tot dag of voor de volledige
week kopiëren.
4.2.3.4 De schema-instelling herstellen
U kunt alle schema-instellingen verwijderen en de
fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Schema > Overzicht > Reset
te
doorlopen.
a) Druk op de pijltoetsen om
Huidige dag
te
selecteren om alleen de huidige dag terug te
zetten naar de fabrieksinstellingen.
b) Druk op de pijltoetsen om
Heel de week
te
selecteren om alle schema-instellingen terug
te zetten naar de fabrieksinstellingen.
3. Druk op de knop OK.
4.2.4 Maaihoogte
4.2.4.1 Maaihoogte aanpassen
OPGELET: In de eerste week na
een nieuwe installatie moet de maaihoogte
worden ingesteld op MAX om schade aan
de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de
maaihoogte elke week geleidelijk worden
verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is
bereikt.
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2cm/
0.8inch) tot MAX (5cm/2inch).
Maaihoogte afstellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Maaihoogte
>
Maaihoogte
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de maaihoogte in te
stellen.
4. Druk op de knop OK.
4.2.4.2 TargetHeight
Gebruik de TargetHeight-functie om de maaihoogte
automatisch gedurende 10 dagen geleidelijk te verlagen
van maximaal naar de gespecificeerde maaihoogte. Als
u de maaihoogte gedurende deze tijd handmatig wijzigt,
wordt de functie TargetHeight uitgeschakeld.
De TargetHeight instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Maaihoogte
>
TargetHeight
te
doorlopen.
3. Druk op de knop OK om de functie in of uit te
schakelen.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.5 Beveiligingsniveau
U kunt kiezen uit 3 veiligheidsniveaus voor het product.
Werking Laag Midden Hoog
PINCODE
X X
STOP-knop in-
gedrukt
X
Weggedragen
X
Pincode
- de juiste pincode moet worden
ingevoerd om toegang te krijgen tot de
menustructuur van het product. Wanneer 5
keer achter elkaar de verkeerde pincode
wordt ingevoerd, wordt het product enige tijd
vergrendeld. De vergrendeling wordt voor elke
nieuwe onjuiste poging verlengd.
STOP-knop ingedrukt
- het alarm gaat af als de
STOP-knop is ingedrukt en de pincode niet binnen
30 seconden is ingevoerd.
1650 - 006 - 20.02.2023 Productinstellingen - 23
Opgetild
- het alarm gaat af als het product wordt
opgetild.
4.2.5.1 Het beveiligingsniveau instellen
Selecteer 1 van 3 beveiligingsniveaus voor uw product.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Beveiligingsniveau
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om het
beveiligingsniveau te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
4.2.5.2 Een nieuw lussignaal maken
Het lussignaal wordt willekeurig geselecteerd om een
unieke koppeling tussen het product en het laadstation
te creëren. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om
een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld als twee
aangrenzende installaties signalen gebruiken die erg op
elkaar lijken.
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Beveiliging > Geavanceerd > Nieuw
lussignaal
te doorlopen.
4. Wacht op de bevestiging dat het lussignaal is
gegenereerd. Dit duurt gewoonlijk ongeveer 10
seconden.
4.2.5.3 De pincode wijzigen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Geavanceerd > Pincode wijzigen
te doorlopen.
3. Voer de nieuwe pincode in.
4. Druk op de knop OK.
5. Voer de nieuwe pincode opnieuw in.
6. Druk op de knop OK.
7. Noteer de nieuwe pincode. Zie
Inleiding op pagina
6
.
4.2.5.4 De duur van het alarm wijzigen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Beveiliging > Geavanceerd > Duur
> Duur van het alarm
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om een tijdsinterval van 1 tot
20 minuten te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.6 Meldingen
In dit menu vindt u eerdere storings- en
informatiemeldingen. Voor een aantal foutmeldingen zijn
er tips en adviezen beschikbaar waarmee u de fout kunt
verhelpen. Zie
Probleemoplossing op pagina 37
.
Als het product op enigerlei wijze wordt verstoord,
bijvoorbeeld als het vast komt te zitten of als de accu
bijna leeg is, wordt er een bericht met de storing en het
tijdstip waarop deze plaatsvond opgeslagen.
Als dezelfde foutmelding meerdere keren wordt
herhaald, kan dit betekenen dat de installatie of het
product moet worden aangepast. Zie
Installatie op
pagina 13
.
4.2.6.1 De meldingen lezen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Meldingen > Foutmeldingen
en
Meldingen > Infomeldingen
te doorlopen.
3. Lees de meldingen en lees de
Probleemoplossing
voor informatie en aanbevelingen om de storingen
te verhelpen.
4.2.7 Weertimer
Weather timer
past de maaitijd automatisch aan de
groei van het gras aan. Het product mag niet meer dan
volgens de schema-instellingen worden gebruikt.
Let op: Bij gebruik van
Weather timer
is het
raadzaam om zoveel mogelijk bedrijfstijd beschikbaar
te maken voor
Weather timer
. Beperk het schema niet
meer dan nodig is.
De eerste activiteit van de dag wordt ingesteld op basis
van de schema-instellingen. Het product voltooit altijd 1
maaicyclus en vervolgens selecteert
Weather timer
of
het product blijft werken of niet.
Let op:
Weather timer
wordt gereset als het product
langer dan 50 uur stilstaat of als een
reset van alle
gebruikersinstellingen
wordt uitgevoerd.
Weather timer
blijft ongewijzigd bij een
reset van schema-instellingen
.
4.2.7.1 De weertimer instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
24 - Productinstellingen 1650 - 006 - 20.02.2023
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Weertimer > Weertimer gebruiken
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK om de
weertimer
te
selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.7.2 De frequentie van de weertimer instellen
Stel in hoe vaak het product het gras maait wanneer
de
weertimer
in gebruik is. Er zijn 3 frequentieniveaus:
Laag, Midden
en
Hoog
. Hoe hoger de frequentie,
hoe gevoeliger het product is voor de grasgroei. Dat
betekent dat het product langer mag werken als de
grasgroei hoog is.
Let op: Als de maairesultaten bij gebruik van de
weertimer
niet optimaal zijn, kan het nodig zijn om de
schema-instellingen aan te passen. Beperk het schema
niet meer dan nodig is. Controleer ook of de maaischijf
schoon is en of de messen in goede staat verkeren.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Weertimer > Maaitijd
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de frequentie
Laag,
Midden
of
Hoog
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.8 Installatie
In het menu Installatie kunt u de instellingen van het
product aanpassen voor het beste maairesultaat.
4.2.8.1 GPS-ondersteunde navigatie, Tuindekking en
Systematisch doorgangen maaien
Dankzij de
GPS-ondersteunde navigatie
kan het product
de optimale werking selecteren. Gebruik de
functie voor
gazondekking
om handmatige instellingen uit te voeren
of om de functie
Systematisch doorgang maaien
te
gebruiken.
Als het werkgebied afgelegen delen bevat die via
smalle doorgangen met elkaar zijn verbonden, zijn
de functies
Tuindekking
en
Systematisch doorgangen
maaien
handig om alle delen van het gazon goed
te maaien. De functie
Tuindekking
wordt gebruikt om
het product te geleiden naar verafgelegen delen van
het werkgebied. De functie
Systematisch doorgangen
maaien
wordt gebruikt voor het maaien van smalle
doorgangen. Er moet een geleidingsdraad geïnstalleerd
zijn om deze functies te kunnen gebruiken. U kunt
maximaal 3 afgelegen delen instellen.
Met de functie
Tuindekking
volgt het product eerst de
geleidingsdraad, om deze vervolgens na een bepaalde
afstand te verlaten om het gazon te gaan maaien.
De functie
Systematisch doorgangen maaien
is geschikt
voor het maaien van smalle doorgangen met een
breedte van 60 cm - 1.5 m / 23 inch - 4.9 ft. Het product
beweegt in een patroon om de doorgangsbreedte
te bestrijken. Het product start met
Systematisch
doorgangen maaien
op de ingestelde afstand van het
laadstation. Wanneer het product het einde van de
smalle doorgang bereikt, gaat het product door met het
gazon op de normale wijze te maaien.
Gebied A, ongeveer 50%
Gebied B, ongeveer 30%
Gebied C, ongeveer 20%
A
C
B
De GPS-ondersteunde navigatie instellen
Schakel de GPS-ondersteunde navigatie uit om
handmatige instellingen in
Tuindekking
aan te brengen.
Let op: Het wordt aanbevolen GPS-ondersteunde
navigatie te gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Installatie > Tuindekking
te
doorlopen.
3. Druk op de knop OK om de functie in of uit te
schakelen.
4. Druk op de knop TERUG.
Functie Tuindekking instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoets om het gebied te selecteren.
1650 - 006 - 20.02.2023 Productinstellingen - 25
4. Druk op de knop OK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het begin
van het gebied. Meet langs de geleidingsdraad.
Zie
De afstand van het laadstation meten op
pagina 26
.
6. Druk op de pijltoetsen om de afstand te selecteren,
gemeten in m.
7. Druk op de knop OK.
8. Gebruik de pijltoetsen om het percentage van de
maaitijd te selecteren dat het product het gebied
moet maaien. Het percentage is gelijk aan het
percentage van het gebied ten opzichte van het
volledige werkgebied.
a) Meet het gebied.
b) Deel het gemeten gebied door het totale
werkgebied.
c) Zet het resultaat om in een percentage.
Let op: De som van gebied 1-3 moet 100% of
minder zijn. Als de som minder is dan 100%, volgt
het product soms nauwgezet de geleidingsdraad
en begint dan bij het laadstation te maaien.
9. Druk op de knop TERUG.
De functie Systematisch doorgangen maaien instellen
Let op: Om te voorkomen dat het gras in de smalle
doorgang afgesleten raakt, raadt Husqvarna aan om
een laag percentage in te stellen voor
Systematisch
doorgangen maaien
.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om het gebied te selecteren.
4. Druk op de knop OK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het
begin van de smalle doorgang. Meet langs
de geleidingsdraad. Zie
De afstand van het
laadstation meten op pagina 26
.
Let op: Zorg ervoor dat de afstand tot
Systematisch doorgangen maaien
binnen de
smalle doorgang is ingesteld.
6. Druk op de pijltoetsen om de afstand te selecteren.
7. Druk op de knop OK.
8. Gebruik de pijltoetsen om het percentage van de
maaitijd te selecteren die het product in het gebied
moet maaien.
9. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
Meer >
Systematisch doorgangen maaien
te selecteren.
10. Druk op de knop OK om
Systematisch doorgangen
maaien
in te schakelen.
11. Druk op de knop TERUG.
De functie Tuindekking testen
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stap 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het menu
in het display van het product op pagina 22
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
> Meer > Testen
te doorlopen.
4. Druk op de knop OK.
5. Druk op de knop START.
6. Sluit de klep.
7. Zorg ervoor dat het product het gebied kan vinden.
De afstand van het laadstation meten
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
> Hoe ver?
te doorlopen.
4. Gebruik de pijltoetsen om 500 m/500 yd als
afstand in te stellen.
5. Druk op de knop OK.
6. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
> Meer > Testen
te doorlopen.
7. Druk op de knop OK.
8. Druk op de knop STOP wanneer het product op de
afstand is die u selecteert om te meten. De afstand
wordt weergegeven in het display.
De functie Tuindekking uit- of inschakelen
Hiermee schakelt u de functie
Tuindekking
in of uit voor
elk gebied.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
> Uitschakelen
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
4. Druk op de knop TERUG.
De instellingen Tuindekking terugzetten
U kunt de instellingen
Tuindekking
voor elk gebied
terugzetten en de fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking > Gebied
> Meer > Resetten
te doorlopen.
3. Druk op de knop OK.
26 - Productinstellingen 1650 - 006 - 20.02.2023
4.2.8.2 Methoden waarmee het product het laadstation
kan vinden
Het product heeft drie zoekmethoden om het laadstation
te vinden:
Onregelmatig - Het product werkt in het
werkgebied totdat het product het signaal van het
laadstation vindt.
Geleidingsdraad - Het product werkt in het
werkgebied totdat het product het signaal van
het laadstation of de geleidingsdraad vindt. Als
het product de geleidingsdraad vindt, beweegt
het product langs de geleidingsdraad naar het
laadstation.
Begrenzingsdraad - Het product beweegt in
het werkgebied totdat het product het signaal
van het laadstation, de geleidingsdraad of de
begrenzingsdraad vindt. Als het product de
begrenzingsdraad vindt, beweegt het product
langs de begrenzingsdraad naar het laadstation.
In de fabrieksinstelling worden de drie zoekmethoden
gecombineerd. Wanneer de accu bijna leeg is, begint
het product gedurende drie minuten naar het laadstation
te zoeken met de onregelmatige methode. Na 3
minuten wijzigt het product de zoekmethode naar
de geleidingsdraadmethode. Na 11 minuten wordt de
zoekmethode van het product overgeschakeld naar de
begrenzingsdraad als zoekmethode.
U kunt de instellingen voor de manier waarop het
product het laadstation vindt, aanpassen aan het
werkgebied.
Instellen hoe het product het laadstation vindt
U kunt handmatig instellen dat het product moet zoeken
naar de geleidingsdraad of de begrenzingsdraad binnen
0-30 minuten vanaf het moment dat de accu bijna leeg
is.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Installatie > Het laadstation zoeken
> Overzicht van zoekmethoden > Geleiding
te
doorlopen.
3. Druk op de pijltoetsen om 1 van de
geleidingsdraden te selecteren.
4. Druk op de cijfertoetsen om de tijd in te stellen.
5. Druk op de knop OK.
6. Druk op de knop TERUG.
7. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Installatie > Het laadstation
zoeken > Overzicht van zoekmethoden >
Begrenzingsdraad
te doorlopen.
8. Druk op de cijfertoetsen om de tijd in te stellen.
9. Druk op de knop OK.
10. Druk op START en sluit de klep.
De geleidingsdraad testen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Installatie > Het laadstation zoeken
> Geleiding > Meer > Testgeleiding
te doorlopen.
3. Plaats het product 3 m / 9 ft. vanaf de
geleidingsdraad, naar de geleidingsdraad gericht.
4. Druk op START en sluit de klep.
5. Controleer of het product de geleidingsdraad volgt
naar het laadstation.
6. Controleer of het product koppelt met het
laadstation.
7. Als het product niet koppelt met het laadstation,
wijzig dan de positie van het laadstation of de
geleidingsdraad. Zie
Laadstation monteren op
pagina 18
en
De geleidingsdraad installeren op
pagina 19
.
De begrenzingsdraad testen
1. Plaats het product 3 m / 9 ft. vanaf de
begrenzingsdraad, naar de begrenzingsdraad
gericht.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
3. Gebruik de pijlknoppen en de knop OK om de
menustructuur
Installatie > Het laadstation zoeken
> Overzicht van zoekmethoden > Begrenzing >
Meer > Test rechts/Test links
te doorlopen.
4. Druk op START en sluit de klep.
5. Controleer of het product de begrenzingsdraad
volgt naar het laadstation.
6. Controleer of het product koppelt met het
laadstation.
7. Wijzig de positie van het laadstation of de
begrenzingsdraad als het product niet dokt in het
laadstation. Zie
Laadstation monteren op pagina
18
en
De geleidingsdraad installeren op pagina 19
.
Het signaalbereik van het laadstation wijzigen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Installatie > Het laadstation
zoeken > Overzicht van zoekmethoden > Bereik
laadstation
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoets links om
MAX, MID, MIN
te
selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
Let op: Het is meestal beter om het laadstation te
verplaatsen dan om het bereik van het signaal van het
laadstation te verkleinen.
1650 - 006 - 20.02.2023 Productinstellingen - 27
4.2.8.3 Doorrijbreedte
Het gebied grenzend aan de begrenzingskabel is de
strook die het product gebruikt om naar het laadstation
te gaan. De doorrijbreedte bepaalt hoe ver het product
zich van de begrenzingsdraad af mag bewegen bij
het volgen van de begrenzingsdraad van en naar het
laadstation.
De doorrijbreedte van de corridor wordt automatisch
aangepast. Als het nodig is om de doorrijbreedte
handmatig aan te passen om het product naar behoren
te laten werken, kunt u de doorrijbreedte instellen tussen
1-9. De fabrieksinstelling is 6.
De doorrijbreedte van de corridor instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Installatie > Geavanceerd >
Doorrijbreedte
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om een corridor te
selecteren.
4. Gebruik de cijfertoetsen om een doorrijbreedte van
1-9 te selecteren.
Let op: Maak de doorrijbreedte zo breed mogelijk om
het risico op lijnen in het gazon te verkleinen.
4.2.8.4 Achteruitrijafstand
De achteruitrijafstand zorgt ervoor dat het product
over ingestelde afstand achteruit beweegt voordat het
product het gazon gaat maaien.
De achteruitrijafstand instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoets en de knop OK om
de menustructuur
Installatie > Geavanceerd >
Achteruitrijafstand
te doorlopen.
3. Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in te
stellen.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.8.5 De functie Rijd over draad
De voorkant van het product beweegt altijd op
een bepaalde afstand langs de begrenzingsdraad.
Vervolgens beweegt het product naar achteren en
verandert het van richting. De fabrieksinstelling is 32 cm/
13 inch. U kunt een afstand van 25-50 cm/ 10-15 inch
selecteren.
Let op: Als u de afstand voor
Rijd over draad
wijzigt,
verandert de afstand langs de begrenzingsdraad in alle
delen van het werkgebied.
De functie Rijd over draad instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoets en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Geavanceerd > Rijd
over draad
te doorlopen.
3. Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in te
stellen.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.9 Instellingen
In Instellingen kunt u de algemene instellingen van uw
product wijzigen.
4.2.9.1 ECO-modus
De
ECO-modus
schakelt het signaal in de
begrenzingsdraad, de geleidingsdraad en het
laadstation uit wanneer het product wordt geparkeerd of
wordt opgeladen.
Let op: Gebruik de
ECO-modus
om energie te
besparen en interferentie met andere apparatuur, zoals
ringleidingen of garagedeuren, te voorkomen.
Let op: Om het product handmatig in het werkgebied
te starten, drukt u op de STOP-knop voordat u het
product uit het laadstation verwijdert. Zo niet, dan kan
het product niet worden gestart in het werkgebied.
De ECO-modus instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Instellingen > ECO-modus
te
doorlopen.
3. Druk op OK om de
ECO-modus
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
28 - Productinstellingen 1650 - 006 - 20.02.2023
4.2.9.2 Spiraalvormig maaien
Het product maait het gras in een spiraalvormig patroon
als het gras in een gebied langer is.
Spiraalvormig
maaien
kan worden ingesteld op 5 niveaus:
Laag-
Laag
Mid.
Hoog
Hoog+
Het niveau bepaalt hoe gevoelig het product is voor
veranderingen in grashoogte.
Let op:
Spiraalvormig maaien
kan alleen worden
gestart in de modus Hoofdgebied. Als er in de modus
Bijgebied
wordt gemaaid, is
Spiraalvormig maaien
met
de robotmaaier niet mogelijk.
Spiraalvormig maaien
kan
niet worden gestart niet op hellingen die steiler zijn dan
15%.
Spiraalvormig maaien instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Spiraalvormig maaien
> Spiraalvormig maaien gebruiken
te doorlopen.
3. Druk op de knop TERUG.
Het niveau van spiraalvormig maaien instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Spiraalvormig maaien
> Spiraalvormig maaien gebruiken > Intensiteit
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoets links om het niveau van
spiraalvormig maaien te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.9.3 Algemeen
In
Algemeen
kunt u de algemene instellingen van het
product wijzigen.
De datum en tijd instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Tijd en
datum
te doorlopen.
3. Gebruik de cijfertoetsen om de tijd in te stellen en
druk vervolgens op de knop TERUG.
4. Gebruik de cijfertoetsen om de datum in te stellen
en druk vervolgens op de knop TERUG.
5. Gebruik de pijltoetsen om de tijdnotatie in te stellen
en druk vervolgens op de knop TERUG.
6. Gebruik de pijltoetsen om de datumnotatie in te
stellen en druk vervolgens op de knop TERUG.
De taal instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Taal
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de taal te selecteren en
druk vervolgens op de knop TERUG.
Het land en de tijdzone instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Land &
Tijdzone
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om het land te selecteren en
druk vervolgens op de knop TERUG.
Eenheid instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Eenheid
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om de eenheid te selecteren
en druk vervolgens op de knop TERUG.
Alle gebruikersinstellingen resetten
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen > Alle
gebruikersinstellingen resetten
te doorlopen.
3. Gebruik de pijl naar rechts om
Doorgaan met
het resetten van alle gebruikersinstellingen?
te
selecteren.
4. Druk op OK om alle gebruikersinstellingen te
resetten.
Let op:
Beveiligingsniveau, Pincode, Lussignaal,
Berichten, Datum en tijd, Taal
en
Landinstellingen
worden niet gereset.
Vorstbescherming
Het gras is gevoeliger voor slijtage als er rijp op het
gras zit. Als de
vorstbeveiliging
is ingeschakeld, mag het
product het gras niet maaien als de temperatuur lager is
dan 5 °C / 41 °F.
Let op: De vorstsensor bevindt zich aan
de binnenkant van het chassis. Er kan een
temperatuurverschil zijn in vergelijking met de
omgevingstemperatuur.
1650 - 006 - 20.02.2023 Productinstellingen - 29
De vorstbeveiliging instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Instellingen > Installatie >
Vorstbeveiliging
te doorlopen.
3. Druk op OK om de
vorstbeveiliging
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
Het menu Over
Het menu
Over
geeft informatie weer over het product,
bijvoorbeeld het serienummer en de firmwareversies.
4.2.10 Accessoires
Instellingen voor accessoires die zijn aangebracht op
het product kunnen in dit menu worden ingevoerd.
4.2.10.1 Informatie
Dit menu is bedoeld voor accessoires die op het product
zijn aangebracht. Neem contact op met uw lokale
Husqvarna vertegenwoordiger voor meer informatie over
de beschikbare accessoires.
4.2.10.2 Automower® Connect
Het product kan verbinding maken met mobiele
apparaten waarop de Automower® Connect-app is
geïnstalleerd. De Automower® Connect-app heeft
mobiele verbinding voor de lange afstand en een
Bluetooth®-verbinding voor de korte afstand. Zie
Automower® Connect app op pagina 21
.
Let op: Automower® Connect is altijd verbonden met
uw product zolang het mobiele apparaat is verbonden
met het mobiele netwerk en het product is ingeschakeld.
Let op: Als gevolg van regionale gespecificeerde
mobiele systemen wordt Automower® Connect niet in
alle landen ondersteund. De inbegrepen levenslange
service van Automower® Connect is alleen geldig als er
een externe leverancier van 2G/3G/4G beschikbaar is in
het toepassingsgebied. Bluetooth® is in sommige landen
niet beschikbaar vanwege juridische redenen.
De GeoFence-functie inschakelen
GeoFence is een op GPS gebaseerde
diefstalbeveiliging die een virtuele omheining voor het
product maakt. U krijgt een bericht als het product naar
de andere kant van de GeoFence wordt verplaatst.
1. Plaats het product in het midden van het
werkgebied.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Accessoires > Automower Connect
> Geofence > GeoFence activeren
te doorlopen.
4. Druk op de knop OK.
5. Selecteer
GeoFence activeren
en druk op de knop
OK.
Een nieuw middelpunt instellen voor de GeoFence-
functie
1. Plaats het product in het midden van het
werkgebied.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
3. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Accessoires > Automower Connect
> Geofence > Nieuw middelpunt
te doorlopen.
4. Druk op de knop OK.
Het gevoeligheidsniveau van GeoFence instellen
Hoe hoger de gevoeligheid van GeoFence, hoe
gemakkelijker het alarm start.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Accessoires > Automower Connect
> GeoFence
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen om het gevoeligheidsniveau
van GeoFence te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
4.2.10.3 Botsingen met het Automower®-huis vermijden
De slijtage van het product en het Automower®-huis
neemt af wanneer u
Botsingen met maaier vermijden
selecteert.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Accessoires > Maaierhuis >
Botsingen met maaier vermijden
te doorlopen.
Let op: Als
Botsingen met maaier vermijden
is
geselecteerd, kan dit ertoe leiden dat het gras rond het
laadstation niet wordt gemaaid.
4.2.10.4 Koplampen Automower® 405X/415X
Het schema voor de koplampen instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Accessoires > Koplampen >
Schema
te doorlopen.
30 - Productinstellingen 1650 - 006 - 20.02.2023
3. Selecteer
Altijd AAN
,
Alleen 's avonds
(19:00-00:00),
Avond en nacht
(19:00-07:00) of
Altijd UIT
.
De functie Knippert bij fout instellen
De koplampen knipperen als het product stopt met
werken vanwege een storing indien
Knippert bij fout
ingeschakeld is.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Accessoires > Koplampen >
Knippert bij fout
te doorlopen.
3. Gebruik de knop OK om de functie
Knippert bij fout
in of uit te schakelen.
4.2.10.5 FlexiFence
Als u de FlexiFence accessoire installeert, moet u de
FlexiFencefunctie van het product inschakelen.
De FlexiFence-functie inschakelen
1. Voer stappen 1–3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu in het display van het product op pagina 22
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
de menustructuur
Instellingen > Installatie >
FlexiFence
te doorlopen.
3. Druk op OK om
FlexiFence
te activeren.
4. Druk op de knop TERUG.
1650 - 006 - 20.02.2023 Productinstellingen - 31
5 Werking
5.1 De knop ON/OFF gebruiken
WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen en
begrepen voordat u het product gebruikt.
Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om
het product in te schakelen. Controleer of de led-
indicator gaat branden.
Het product is ingeschakeld en in de
energiebesparende modus als de led-indicator
knippert. Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF om het product in te schakelen.
Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om
het product uit te schakelen. Zorg ervoor dat de
led-indicator uitgaat.
5.2 Product starten
1. Druk op de STOP-knop om de klep te openen.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF. Het
display wordt verlicht.
3. Voer de pincode in.
4. Druk op de knop START.
5. Selecteer een bedieningsmodus. Zie
Bedieningsmodi - Start op pagina 32
.
6. Druk op de knop OK.
7. Sluit de klep.
Let op: Als het product in het laadstation is
geparkeerd, begint het product te werken wanneer de
accu volledig is opgeladen en wanneer de
schema-
instellingen
zijn ingesteld voor werking
Let op: De eerste weken na installatie kan het
waargenomen geluidsniveau bij het maaien van het
gras hoger zijn dan verwacht. Wanneer het product
het gras enige tijd heeft gemaaid, is het waargenomen
geluidsniveau veel lager.
5.2.1 Bedieningsmodi - Start
Hoofdgebied
Bijgebied
Negeer schema
Intens maaien
5.2.1.1 Hoofdgebied
Gebruik de bedieningsmodus
Hoofdgebied
om het
product automatisch te laten maaien en laden.
5.2.1.2 Bijgebied
Gebruik debedrijfsmodus
Secundair gebied
om
bijgebieden te maaien. U moet het product handmatig
verplaatsen tussen het hoofdgebied en het bijgebied.
Het product maait gedurende een geselecteerde
periode, of totdat de accu leeg is.
Let op: U moet het product handmatig in het
laadstation plaatsen om het op te laden wanneer
het zich in een bijgebied bevindt. Het product rijdt
het laadstation uit en stopt wanneer de accu wordt
opgeladen. U moet een bedrijfsmodus selecteren om
het product te starten.
Let op: Als u het hoofdgebied wilt maaien nadat
de accu is opgeladen, zet u het product in de modus
Hoofdgebied
voordat u het product in het laadstation
plaatst.
5.2.1.3 Negeer schema
Gebruik de bedrijfsmodus
negeer schema
om van de
schema
-instellingen tijdelijk over te schakelen voor
24
uur
of
3 dagen
.
Let op: Het is niet mogelijk om langer te maaien dan
de maximale maaitijd per dag. Zie
Een schatting van de
benodigde bedrijfstijd maken op pagina 22
.
5.2.1.4 Intens maaien
Gebruik de bedrijfsmodus
intensief maaien
om een
geselecteerd gebied in een spiraalvormig patroon
te maaien. U moet het product handmatig naar
het geselecteerde gebied verplaatsen voordat u de
bedrijfsmodus
intensief maaien
start.
32 - Werking 1650 - 006 - 20.02.2023
Let op: Nadat het product in de bedrijfsmodus
intensief maaien
heeft gewerkt, begint het automatisch
met maaien in de bedrijfsmodus
Hoofdgebied
of
Secundair gebied
.
5.3 Het product parkeren
1. Druk op de STOP-knop om de klep te openen.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF. Het
display wordt verlicht.
3. Voer de pincode in.
4. Druk op de PARK-knop.
5. Selecteer een bedieningsmodus. Zie
Bedieningsmodi - Parkeren op pagina 33
.
6. Druk op de knop OK.
7. Sluit de klep.
5.3.1 Bedieningsmodi - Parkeren
Parkeer tot nader order
Starten volgens schema
5.3.1.1 Parkeer tot nader order
Gebruik de bedrijfsmodus
Parkeer tot nader order
om
het product te laten terugkeren naar het laadstation.
Het product blijft in het laadstation totdat u een nieuwe
bedieningsmodus selecteert.
5.3.1.2 Begin opnieuw met het volgende schema
Gebruik de bedieningsmodus
Begin opnieuw met het
volgende schema
om het product te laten terugkeren
naar het laadstation. Het product blijft in het laadstation
tot de volgende
schema-instelling
.
5.4 Product stoppen
1. Druk op de STOP-knop om het product en de
maaimotor te stoppen.
5.5 Het product uitschakelen
1. Druk op de knop STOP om de klep te openen.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF.
3. Controleer of de led-indicator op het toetsenbord
uit is om er zeker van te zijn dat het product is
uitgeschakeld.
5.6 De accu opladen
WAARSCHUWING: Laad het
product alleen op met een laadstation
dat daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik
kan leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van corroderende
vloeistof uit de accu.
Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze weg
met water. Raadpleeg onmiddellijk een arts
indien de elektrolyt in aanraking komt met
uw ogen etc.
Wanneer het product nieuw is of langere tijd is
opgeslagen, is de accu mogelijk leeg en moet deze
worden opgeladen voordat u het product kunt starten.
In de
hoofdgebiedmodus
zal het product automatisch
maaien en opladen.
1. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product te starten.
2. Plaats het product zo ver mogelijk in het
laadstation.
3. Controleer of de laadplaatjes op het laadstation
contact maken met de contactplaatjes op het
product.
4. Controleer of op het display het bericht
LADEN
wordt weergegeven om ervoor te zorgen dat het
product correct is aangesloten op het laadstation.
1650 - 006 - 20.02.2023 Werking - 33
6 Onderhoud
6.1 Introductie - onderhoud
WAARSCHUWING: Het product
moet worden uitgeschakeld voordat
er onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd.
WAARSCHUWING: Draag
veiligheidshandschoenen.
Voor een betere werking en langere levensduur,
controleert en reinigt u het product regelmatig en
vervangt u versleten onderdelen. Alle onderhoud en
reparaties moeten worden uitgevoerd volgens de
instructies van Husqvarna. Zie
Garantie op pagina 52
.
Na de ingebruikname van het product moet u
de maaischijf en de messen één keer per week
inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode
laag is, kan het controle-interval worden vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait. De
randen van de messen mogen niet beschadigd zijn. De
levensduur van de messen kan sterk uiteenlopen en
hangt bijvoorbeeld af van:
de rijtijd en de grootte van het werkgebied.
de grassoort en seizoensgebonden groei.
grond, zand en het gebruik van kunstmest.
de aanwezigheid van voorwerpen zoals
dennenappels, afgewaaide vruchten, speelgoed,
gereedschap, stenen, wortels en dergelijke.
De normale levensduur is 3 tot 6 weken bij gebruik
onder gunstige voorwaarden. Zie
De bladen vervangen
op pagina 35
voor het vervangen van de messen.
Let op: Werken met botte messen geeft een slechter
maairesultaat. Het gras wordt niet goed gemaaid en er
is meer energie nodig, waardoor het product een kleiner
oppervlak dan normaal kan maaien.
6.2 Product reinigen
OPGELET: Gebruik nooit een
hogedrukreiniger om het product schoon te
maken. Gebruik nooit oplosmiddelen voor de
reiniging.
Het product werkt niet naar behoren op hellingen als
de wielen door gras worden geblokkeerd. Gebruik een
zachte borstel om het product schoon te maken. Het
product kan worden gereinigd met stromend water uit
een waterslang.
Husqvarna adviseert een speciale set voor reiniging
en onderhoud, verkrijgbaar als accessoire. Neem
voor meer informatie contact op met uw Husqvarna-
vertegenwoordiger.
6.2.1 Het chassis en de maaischijf reinigen
Inspecteer de maaischijf en de messen wekelijks. Om
het product grondig te reinigen, kan de behuizing van
het product worden verwijderd. Als het product vuil
is, gebruikt u een borstel of een waterslang om het
product te reinigen. Reinig het product niet met een
hogedrukspuit.
1. Druk op de knop ON/OFF om het product uit te
schakelen. Het product is uitgeschakeld wanneer
het indicatielampje niet brandt.
2. Trek voorzichtig aan de bovenkap aan de
achterkant, de voorkant en het midden.
3. Til de bovenkap omhoog om deze te verwijderen.
4. Lokaliseer de vier posities waar de behuizing is
bevestigd.
34 - Onderhoud 1650 - 006 - 20.02.2023
5. Duw het onderhoudsgereedschap omlaag in een
van de vier posities en trek de behuizing omhoog.
6. Ga verder met de resterende posities terwijl u de
behuizing omhoog houdt.
7. Til de behuizing aan de achterkant voorzichtig
omhoog en klap deze om zodat de behuizing kan
worden verwijderd. Verwijder de laadkabel niet.
Let op: Zorg er na het verwijderen van
de behuizing van het product voor dat de
doorvoertules voor de laadkabel goed op hun
plaats zitten voor een goede afdichting tegen
vocht.
8. Reinig de maaischijf en het chassis met een
borstel. Controleer tegelijkertijd of de maaischijf
vrij kan draaien. Zorg ervoor dat de messen
onbeschadigd zijn en vrij kunnen draaien.
9. Om de behuizing van het product te monteren,
plaatst u deze op het chassis en drukt u hem op
zijn plaats.
10. Om de bovenkap te monteren, plaatst u deze op
de behuizing van het product en drukt u hem op
zijn plaats.
Let op: Zorg ervoor dat de doorvoertules voor
de laadkabel goed op hun plaats zitten voor een
goede afdichting tegen vocht.
6.2.2 De wielen reinigen
Het product werkt niet naar behoren op hellingen als de
wielen door gras worden geblokkeerd.
Gebruik een zachte borstel om de wielen schoon
te maken.
6.2.3 De behuizing van het product reinigen
Gebruik een vochtige doek en een milde
zeepoplossing om de behuizing van het product te
reinigen.
6.2.4 Het laadstation reinigen
WAARSCHUWING: Ontkoppel de
voeding van het stopcontact voordat
u onderhoudswerkzaamheden verricht, of
wanneer u het laadstation of de voeding
reinigt.
OPGELET: Gebruik geen
hogedrukreiniger of stromend water om het
laadstation te reinigen.
Let op: Het product kan niet in het laadstation
worden geplaatst als er zich voorwerpen in het
laadstation bevinden. Reinig het laadstation regelmatig.
Verwijder gras, takjes en andere objecten van het
laadstation.
6.3 De bladen vervangen
WAARSCHUWING: Husqvarna kan
de veiligheid alleen garanderen als u
Husqvarna originele bladen met het H-logo
met het kroontje gebruikt.
1650 - 006 - 20.02.2023 Onderhoud - 35
WAARSCHUWING: U moet de
schroeven vervangen wanneer u de bladen
vervangt. De gebruikte schroeven kunnen
snel slijten en ervoor zorgen dat het blad
los komt te zitten. Dit kan ernstig letsel
veroorzaken.
Vervang versleten of beschadigde bladen voor een
veilig bedrijf. Vervang de bladen regelmatig voor een
bevredigend maairesultaat en laag energiegebruik. De 3
messen en de schroeven moeten allemaal op hetzelfde
moment worden vervangen zodat het maaisysteem
uitgebalanceerd blijft.
6.3.1 Messen vervangen
1. Druk op de knop STOP
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF om het
product uit te schakelen.
3. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenbord uit is.
4. Draai het product ondersteboven. Plaats het
product op een zachte en schone ondergrond
om krassen op de behuizing en het deksel te
voorkomen.
5. Draai de glijplaat zodat de openingen ervan recht
voor de schroeven van het mes staan.
6. Verwijder de 3 schroeven met een
schroevendraaier.
7. Verwijder de 3 messen.
8. Breng 3 nieuwe messen en schroeven aan.
9. Zorg ervoor dat de messen vrij kunnen draaien.
6.4 Accu
OPGELET: Laad de accu volledig op
voordat het product wordt opgeslagen. Als
de accu niet volledig is opgeladen, kan dit
schade aan de accu veroorzaken.
Als de bedrijfstijd van het product tussen twee
laadbeurten korter dan is normaal, geeft dit aan dat de
accu het einde van de levensduur heeft bereikt. Vervang
de accu om de bedrijfstijd te verlengen.
Let op: De levensduur van de accu hangt af van
de lengte van het seizoen en het aantal uren dat het
product dagelijks actief is. Een lang seizoen of veel
bedrijfsuren per dag betekent dat de accu vaker moet
worden vervangen.
6.5 Winterbeurt
Breng uw product voor een servicebeurt naar uw
Husqvarna Central Service Station voordat u het stalt
voor de winter. Regelmatig winteronderhoud houdt het
product in goede staat en zorgt ervoor dat dit het nieuwe
seizoen optimaal en storingvrij kan beginnen.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
Grondige reiniging van de behuizing, het chassis,
de maaischijf en alle andere bewegende delen.
Testen van de functies en componenten van het
product.
Controle en eventuele vervanging van aan slijtage
onderhevige onderdelen, zoals messen en lagers.
Testen van de accucapaciteit van het product en
een aanbeveling voor vervanging van de accu
indien nodig.
Als er nieuwe firmware beschikbaar is, wordt het
product bijgewerkt.
36 - Onderhoud 1650 - 006 - 20.02.2023
7 Probleemoplossing
7.1 Introductie - problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u informatie en hulp met betrekking tot storingen en symptomen van het product. Meer
informatie en veelgestelde vragen vindt u op www.husqvarna.com.
7.2 Foutmeldingen
De foutmeldingen in de onderstaande tabel worden weergegeven op het display van het product. Neem contact op
met uw Husqvarna-vertegenwoordiger als dezelfde melding vaak wordt weergegeven.
Melding Oorzaak Actie
Geen lussignaal
De voeding of laagspanningskabel is niet
aangesloten.
Als de led-statusindicator op het laadstation
niet brandt, betekent dit dat er geen voeding
is. Controleer de aansluiting op het stopcon-
tact en de aardlekschakelaar. Controleer of
de laagspanningskabel is aangesloten op het
laadstation.
De voeding of de laagspanningskabel is be-
schadigd of niet aangesloten.
Vervang de voeding of de laagspanningska-
bel.
De begrenzingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van de be-
grenzingsdraad correct zijn aangesloten op
het laadstation. Vervang de connectoren in-
dien ze zijn beschadigd. Zie
De begrenzings-
draad installeren op pagina 19
.
De begrenzingsdraad is gebroken. Controleer de led-statusindicator op het laad-
station. Als er een breuk in de begrenzings-
draad wordt aangegeven, vervangt u het be-
schadigde deel door een nieuwe lusdraad en
maakt u een las met behulp van een origine-
le koppeling.
De
ECO-modus
is geactiveerd en het pro-
duct heeft geprobeerd om buiten het laadsta-
tion te starten.
Plaats het product in het laadstation, start het
product en sluit het deksel.
De begrenzingsdraad is gekruist op het tra-
ject van en naar een eiland.
Controleer of de grens draad is gelegd vol-
gens de instructies, bijv. in de juiste richting
rond het eiland. Zie
De begrenzingsdraad in-
stalleren op pagina 19
.
De koppeling tussen het product en het laad-
station is verbroken.
Plaats het product in het laadstation en ge-
nereer een nieuw lussignaal. Zie
Een nieuw
lussignaal maken op pagina 24
.
Storingen door metalen voorwerpen (hek-
werk, wapeningsstaal) of ondergrondse ka-
bels in de buurt.
Probeer de begrenzingsdraad te verplaatsen
en/of maak eilanden in het werkgebied om
de signaalsterkte te verhogen.
Verbinding NIET ver-
anderd
Kan lussignaal niet wijzigen. Probeer meerdere keren een
nieuw lussig-
naal
te maken. Zie
Een nieuw lussignaal ma-
ken op pagina 24
. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkende servicemonteur.
1650 - 006 - 20.02.2023 Probleemoplossing - 37
Melding Oorzaak Actie
Wielmotor geblok-
keerd, links/rechts
Er zit gras of iets anders rond het aandrijf-
wiel.
Reinig de wielen en het gebied rondom de
wielen.
Wielmotor overbe-
last, links/rechts
Aandrijfwielprobleem,
rechts/links
Maaisysteem geblok-
keerd
Er zit gras of iets anders rond het aandrijf-
wiel.
Reinig de wielen en het gebied rondom de
wielen.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats het product en neem maatregelen
om het ophopen van water in het werkgebied
te voorkomen.
Het gras is te lang. Maai het gras voordat u het product instal-
leert. Zorg ervoor dat het gras maximaal 10
cm/3.9 inch is.
Onbalans maaisys-
teem
Te weinig of te veel messen. Controleer de messen op de maaischijf.
Buiten maaigebied
De aansluitingen van de begrenzingsdraad
op het laadstation zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad correct is
aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand
van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd
volgens de instructies. Zie
De begrenzings-
draad installeren op pagina 19
.
Het werkgebied is te steil voor de begren-
zingslus.
De begrenzingsdraad is in de verkeerde rich-
ting om een eiland heen gelegd.
Storingen door metalen voorwerpen (hek-
werk, wapeningsstaal) of ondergrondse ka-
bels in de buurt.
Probeer de begrenzingsdraad te verleggen.
Het product kan moeilijk onderscheid maken
tussen het eigen signaal en het signaal van
een installatie van een ander product in de
buurt.
Plaats het product in het laadstation en ge-
nereer een nieuw lussignaal.
Helling te steil
Het product is gestopt omdat de helling te
steil is.
Verleg de begrenzingsdraad om dit steile
deel van het werkgebied uit te sluiten. Zie
De
begrenzingsdraad op een helling plaatsen op
pagina 15
.
38 - Probleemoplossing 1650 - 006 - 20.02.2023
Melding Oorzaak Actie
Lege accu
Het product kan het laadstation niet vinden. Verander de positie van de geleidingsdraad.
Zie
De geleidingsdraad installeren op pagina
19
.
De accu is aan het einde van de levenscy-
clus.
Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 36
.
De antenne van het laadstation is bescha-
digd.
Controleer of het indicatielampje in het laad-
station rood knippert. Zie
Indicatielampje in
het laadstation op pagina 43
.
De laadplaatjes op het product of de contact-
plaatjes op het laadstation zijn gecorrodeerd.
Reinig de laad- en contactplaatjes met fijn
schuurlinnen. Indien het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op met uw er-
kende servicemonteur.
Accuprobleem
Tijdelijk probleem met de accu of firmware
van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
Verkeerd type accu. Gebruik originele accu's die door de fabrikant
worden aanbevolen.
Accutemperatuur bui-
ten de limietwaarden
De temperatuur in de accu is te hoog of te
laag om het product te starten.
Geen actie. Het product begint te werken
wanneer de temperatuur binnen de limiet-
waarden ligt.
Verkeerde pincode
Er is een verkeerde pincode ingevoerd. Na
vijf mislukte pogingen wordt het toetsenbord
gedurende enige tijd vergrendeld.
Voer de juiste pincode in. Als de pincode
onjuist is, gebruikt u de koppeling in de
app om de pincode naar uw geregistreer-
de e-mailadres te verzenden. Neem contact
op met uw plaatselijke Husqvarna-vertegen-
woordiger als u het e-mailadres niet hebt ge-
registreerd.
Geen aandrijving
Geslipt
Het product is ergens in vastgeraakt en slipt. Maak het product los en neem de oorzaak
van het niet kunnen bewegen weg. Als nat
gras de oorzaak is, wacht dan tot het gazon
weer droog is voordat u het product opnieuw
gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile helling. Steilere hellingen moeten worden geïsoleerd.
Zie
De begrenzingsdraad op een helling
plaatsen op pagina 15
.
De geleidingsdraad is niet diagonaal gelegd
op de helling.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad diago-
naal over de helling is gelegd. Zie
Een bijge-
bied maken op pagina 17
.
Probleem met bots-
sensor, voor/achter
Botsing
De aandrijfwielen van het product zijn ge-
blokkeerd.
Maak het product vrij en verhelp de oorzaak
van het probleem. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkende servicemonteur.
1650 - 006 - 20.02.2023 Probleemoplossing - 39
Melding Oorzaak Actie
Alarm! Maaier op
OFF gezet
Het alarm is geactiveerd, omdat het product
is uitgeschakeld.
Pas het beveiligingsniveau aan in het menu
Veiligheid
. Zie
Beveiligingsniveau op pagina
23
.
Alarm! Maaier ge-
stopt
Het alarm is geactiveerd, omdat het product
is gestopt.
Alarm! Maaier opge-
tild
Het alarm is geactiveerd, omdat het product
is opgetild.
Alarm! Maaier gekan-
teld
Het alarm is geactiveerd, omdat het product
is gekanteld.
Alarm! Maaier is ver-
plaatst
Het alarm is geactiveerd, omdat het product
is opgetild.
Alarm! Buiten Geo-
Fence
Het alarm is geactiveerd omdat het product
buiten de
GeoFence
was.
Laadstation geblok-
keerd
Het contact tussen de laadplaatjes op het
product en de contactplaatjes op het laadsta-
tion is mogelijk slecht en het product heeft
een aantal pogingen om te laden gedaan.
Plaats het product in het laadstation en con-
troleer of de laadplaatjes en de contactplaten
goed contact maken.
Er is een obstakel dat ervoor zorgt dat het
product het laadstation niet kan binnengaan.
Verwijder het voorwerp.
Het laadstation is gekanteld of verbogen. Zet de bodemplaat op een vlakke onder-
grond.
De geleidingsdraad is niet correct geïnstal-
leerd.
Controleer of de geleidingsdraad volgens de
instructies is aangebracht. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 19
.
Vast in laadstation
Er is een obstakel dat ervoor zorgt dat het
product het laadstation niet kan verlaten.
Verwijder het voorwerp.
Probleem met laad-
systeem
Er is corrosie of vuil op de laadplaten en de
contactplaten.
Start het product opnieuw op. Maak de laad-
platen op het product en de contactplaten op
het laadstation goed schoon.
Tijdelijk probleem met de elektronica of firm-
ware van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicedealer.
Laadstroom te hoog
Onjuiste of beschadigde voedingseenheid. Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
Geen voeding in
laadstation
Onjuiste of beschadigde voedingseenheid. Onderzoek de voeding. Vervang indien nodig
de voeding.
Stroomstoring. Zoek de oorzaak van de stroomstoring en
verhelp het probleem.
Geen contact tussen de contactplaatjes en
de laadplaatjes.
Controleer of de laadplaten en de contactpla-
ten zijn aangesloten.
Vastgereden
Het product is in een kleine ruimte blijven
steken achter een aantal obstakels.
Verwijder de obstakels of maak een eiland
rondom de obstakels. Zie
Een eiland maken
op pagina 16
.
Maaier gekanteld
Het product is meer gekanteld dan de maxi-
male hoek.
Verplaats het product naar een vlak gebied.
40 - Probleemoplossing 1650 - 006 - 20.02.2023
Melding Oorzaak Actie
Ondersteboven
Het product helt te ver over of is onderstebo-
ven komen te liggen.
Draai het product in de juiste richting.
Opgetild
De tilsensor is geactiveerd omdat het product
is opgetild.
Controleer of de behuizing van het product
vrij rond het chassis kan bewegen. Verwijder
of creëer een eiland rondom voorwerpen die
er mogelijk de oorzaak van zijn dat het chas-
sis wordt opgetild. Indien het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met uw
erkende servicemonteur.
Elektronisch pro-
bleem
Tijdelijk probleem met de elektronica of firm-
ware van het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
Lussensorprobleem,
voor/achter
Kantelsensorpro-
bleem
Tijdelijk probleem
Onjuiste subappa-
raatcombinatie
Tijdelijk accupro-
bleem
Veiligheidsfunctie de-
fect
Ongeldige systeem-
combinatie
Probleem zonegene-
rator
FlexiFence probleem
De accu van de FlexiFence-accessoire is bij-
na leeg. De FlexiFence-accessoire werkt niet
wanneer de accu leeg is. Het product kan
in de te vermijden zone maaien als u het
product start voordat u de FlexiFence-acces-
soire oplaadt.
Parkeer het product en laad de FlexiFence-
accessoire op voordat u het product start.
De temperatuur in de FlexiFence-accessoire
is hoger dan de maximumlimiet en staat op
off.
Plaats het product in een gebied met be-
scherming tegen de zon. Laat de tempe-
ratuur van de FlexiFence-accessoire dalen
voordat u het product start.
Bestemming niet be-
reikbaar
Het product kan de bestemming niet berei-
ken omdat er zich geen geleidingsdraad of
begrenzingsdraad in het werkgebied bevindt.
Bewerk of maak een nieuwe installatie van
het werkgebied in de app en voeg een gelei-
dingsdraad of begrenzingsdraad toe aan het
werkgebied.
Het product kan de bestemming niet berei-
ken omdat er een te vermijden zone is die de
weg naar het werkgebied blokkeert.
Bewerk of verwijder de te vermijden zone of
maak een nieuwe installatie in het werkge-
bied aan.
Bestemming geblok-
keerd
De weg naar de bestemming wordt geblok-
keerd door een obstakel.
Verwijder het obstakel dat de weg naar de
bestemming blokkeert.
Accu moet worden
vervangen
De accu is bijna leeg. Vervang de accu. Neem contact op met een
erkende servicemonteur.
1650 - 006 - 20.02.2023 Probleemoplossing - 41
Melding Oorzaak Actie
Accu bijna aan het
einde van levensduur
De accu is bijna helemaal leeg. Vervang de accu. Neem contact op met een
erkende servicemonteur.
Ongeldige firmware-
configuratie
De firmware in het product is niet bijgewerkt. Plaats het product in het laadstation en up-
date de firmware via FOTA. Als het probleem
zich blijft voordoen, neemt u contact op met
uw Husqvarna-service.
Kaartprobleem
Het kaartobjectbestand is onjuist. Controleer de kaart in de app. Pas de kaart
aan en sla deze op.
Verwijder de kaart en voer een nieuwe instal-
latie uit.
7.3 Informatie- en waarschuwingsberichten
De informatieberichten in de onderstaande tabel worden weergegeven op het display van het product. Neem contact
op met uw Husqvarna-vertegenwoordiger als dezelfde melding vaak wordt weergegeven.
Melding Oorzaak Actie
Beperkte maaihoogte
De maaihoogteafstelling kan niet bewegen. Controleer de maaihoogte-instelling en ver-
wijder gras of ander materiaal. Indien het
probleem zich blijft voordoen, neem dan con-
tact op met uw erkende servicedealer.
Onverwachte maai-
hoogte-inst.
Beperkt bereik maai-
hoogte
Probleem met maai-
hoogte
Maaihoogte geblok-
keerd
Probleem met GPS-
navigatie
Probleem met de apparatuur voor GPS-on-
dersteunde navigatie.
Neem contact op met een Husqvarna-verte-
genwoordiger bij u in de buurt als deze mel-
ding vaak verschijnt.
Zwak GPS-signaal
De hemel is in grote delen van het werkge-
bied geblokkeerd.
Verwijder voorwerpen die het GPS-signaal
kunnen blokkeren.
Schakel de GPS-navigatiefunctie uit en ge-
bruik de functie
Tuindekking
. Zie
GPS-onder-
steunde navigatie, Tuindekking en Systema-
tisch doorgangen maaien op pagina 25
.
Instellingen hersteld Alle gebruikersinstellingen resetten
is uitge-
voerd.
Normaal gebruik van het product.
Geleidingsdraad 1
niet gevonden
De geleidingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Sluit de geleidingsdraad aan op het laadsta-
tion. Zie
De geleidingsdraad installeren op
pagina 19
.
Schade aan de geleidingsdraad. Vervang het beschadigde gedeelte door een
nieuwe geleidingsdraad.
De geleidingsdraad is niet aangesloten op de
begrenzingslus.
Sluit de geleidingsdraad juist aan op de be-
grenzingslus. Zie
De begrenzingsdraad in-
stalleren op pagina 19
.
Verbinding veranderd
Nieuw lussignaal gewijzigd. Normaal gebruik van het product.
42 - Probleemoplossing 1650 - 006 - 20.02.2023
Melding Oorzaak Actie
Moeite met terugke-
ren naar uitgangspo-
sitie
Het product heeft de begrenzingsdraad
meerdere banen gevolgd, maar heeft het
laadstation niet gevonden.
De installatie is niet correct uitgevoerd. Zie
De begrenzingsdraad installeren op pagina
19
.
Onjuiste instelling van de doorrijbreedte op
de begrenzingsdraad. Zie
De begrenzings-
draad installeren op pagina 19
.
Het product werd gestart in een bijgebied
met de instelling van het hoofdgebied.
Moet handmatig la-
den
Het product staat in de bedieningsmodus
Bij-
gebied
.
Plaats het product in het laadstation.
Volgende start
hh:mm
De schema-instelling belet het product om te
werken.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
Schema
op pagina 22
.
Het product heeft de maximale maaitijd per
dag bereikt.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie
te worden ondernomen.
De tijd of datum van het product is onjuist. Stel de tijd in. Zie
De datum en tijd instellen
op pagina 29
.
De maaiwerkzaam-
heden voor vandaag
zijn afgerond
Het product heeft de maximale maaitijd per
dag bereikt.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie
te worden ondernomen. Zie
Schema op pagi-
na 22
.
Connectiviteitspro-
bleem
Potentieel probleem op de connectiviteits-
printplaat in het product.
Start het product opnieuw op. Indien het pro-
bleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met uw erkende servicemonteur.
7.4 Indicatielampje in het laadstation
Het indicatielampje in het laadstation moet continu groen branden of knipperen voor een correcte installatie. Als dit
niet het geval is, volgt u de instructies in de onderstaande probleemoplossingsgids.
Neem voor meer informatie contact op met uw Husqvarna klantenservice.
Licht Oorzaak Actie
Constant groen licht Goede signalen Normaal gebruik van het product.
Groen knipperend
licht
De signalen zijn goed en de
ECO-modus
is
ingeschakeld.
Normaal gebruik van het product. Zie
ECO-
modus op pagina 28
.
Blauw knipperend
licht
De begrenzingsdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Zorg ervoor dat de begrenzingsdraad correct
is aangebracht in het laadstation. Zie
De be-
grenzingsdraad installeren op pagina 19
.
Schade aan de begrenzingsdraad. Lokaliseer de plaats van de schade. Vervang
het beschadigde gedeelte door een nieuwe
begrenzingsdraad.
Rood knipperend
licht
Interferentie in de antenne van het laadstati-
on.
Neem contact op met de klantenservice van
Husqvarna.
Constant rood licht Storing in de printplaat of onjuiste voeding
in het laadstation. De storing moet worden
verholpen door een erkende servicemonteur.
Neem contact op met de klantenservice van
Husqvarna.
1650 - 006 - 20.02.2023 Probleemoplossing - 43
7.5 Symptomen
Als het product niet normaal werkt, raadpleegt u de onderstaande symptomentabel. Neem contact op met
klantenservice van Husqvarna als u de oorzaak van de storing niet kunt vinden.
Symptomen Oorzaak Actie
Het product heeft
moeite met koppelen.
De geleidingsdraad is niet in een rechte lijn
naar en op de juiste afstand tot het laadstati-
on geplaatst.
Controleer de installatie van het laadstation.
Zie
Laadstation monteren op pagina 18
De geleidingsdraad is niet in de sleuf in de
plaat van het laadstation geplaatst.
Zorg ervoor dat de geleidingsdraad in een
rechte lijn en in de sleuf in de plaat van het
laadstation is geplaatst. Zie
De geleidings-
draad installeren op pagina 19
.
Het laadstation is niet op een vlakke onder-
grond geplaatst.
Plaats het laadstation op een vlakke onder-
grond. Zie
Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst op pagina 13
.
Het product werkt op
het verkeerde tijdstip
De tijd of datum van het product is onjuist. Stel de tijd of datum in. Zie
De datum en tijd
instellen op pagina 29
.
De start- en stoptijden voor het maaien zijn
onjuist.
Wijzig de
schema
-instellingen. Zie
Schema
op pagina 22
.
Het product trilt. Het maaisysteem is niet in balans vanwege
beschadigde messen.
Controleer de messen en schroeven en ver-
vang ze indien nodig. Zie
De bladen vervan-
gen op pagina 35
.
Het maaisysteem is niet in balans vanwege
te veel messen in dezelfde positie.
Controleer of er bij elke schroef slechts één
mes is gemonteerd.
Er zijn messen met verschillende dikte op het
product gemonteerd.
Controleer of de messen een verschillende
dikte hebben en vervang ze indien nodig.
Het product werkt,
maar de maaischijf
draait niet.
Het product zoekt naar het laadstation of rijdt
naar het beginpunt.
Normale werking van het product. De maai-
schijf draait niet als het product het laadstati-
on zoekt.
Het product werkt
minder lang dan ge-
woonlijk tussen laad-
cycli.
De maaischijf is geblokkeerd door gras of an-
der materiaal.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
Het
chassis en de maaischijf reinigen op pagina
34
.
De accu is aan het einde van de levenscy-
clus.
Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 36
.
Botte messen. Er is meer energie nodig bij
het maaien van het gras.
Vervang de messen. Zie
De bladen vervan-
gen op pagina 35
.
De maaitijd en de
laadtijd zijn korter
dan normaal.
De accu is aan het einde van de levenscy-
clus.
Vervang de accu. Zie
Accu op pagina 36
.
44 - Probleemoplossing 1650 - 006 - 20.02.2023
Symptomen Oorzaak Actie
Het product staat
urenlang geparkeerd
in het laadstation.
Het product heeft gemaaid gedurende de
maximale maaitijd per dag.
Geen actie. Zie
Schema op pagina 22
.
De klep is gesloten, maar de knop START is
niet ingedrukt.
Druk op de knop STOP om de klep te ope-
nen. Voer de pincode in en bevestig met de
knop OK. Druk op de knop START en sluit
de klep.
De parkeermodus is ingeschakeld. Wijzig de bedieningsmodus. Zie
Bedienings-
modi - Start op pagina 32
.
Het product werkt niet als de temperatuur
van de accu te hoog of te laag is.
Zorg er voor dat het laadstation in een tegen
zonlicht beschermde omgeving is geplaatst.
Ongelijkmatige maai-
resultaten.
Het product werkt gedurende een gering
aantal uren per dag.
Verleng de maaitijd. Zie
Schema op pagina
22
.
Door de vorm van het werkgebied moeten de
instellingen voor
Tuindekking
worden aange-
past om alle delen van het werkgebied te
dekken.
Wijzig de instellingen van de gebieden waar
het product begint te maaien en hoe vaak er
moet worden gemaaid. Zie
GPS-ondersteun-
de navigatie, Tuindekking en Systematisch
doorgangen maaien op pagina 25
.
Het werkgebied is te groot. Verklein de grootte van het werkgebied of
breid het schema uit. Zie
Schema op pagina
22
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
De bladen vervan-
gen op pagina 35
.
Lang gras ten opzichte van de ingestelde
maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en verlaag deze ver-
volgens wanneer het gras korter is.
Grasophoping bij de maaischijf of rond de
motoras.
Verwijder het opgehoopte gras en maak het
product schoon. Zie
Product reinigen op pa-
gina 34
.
De accu is leeg
en u plaatst het pro-
duct in het laadstati-
on, maar deze wordt
niet opgeladen en
kan niet worden inge-
schakeld.
Als de accu volledig ontladen is, duurt het
lang om de accu op te laden en voordat het
product kan worden ingeschakeld.
Laat het product 24 uur in het laadstation
staan en test of het product kan worden inge-
schakeld. Indien het probleem zich blijft voor-
doen, neem dan contact op met uw erkende
servicemonteur.
7.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad
ook beschadigd raken door scherpe stenen die in de
grond bewegen. Breuken in de draad kunnen ook
worden veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Beschadigingen aan de isolatie zorgen soms pas weken
of maanden later voor problemen. Om dit te voorkomen,
moet u de eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte
vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat
de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken nadat
de las werd gemaakt voor problemen zorgen. Een
foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt doordat
de koppeling niet stevig genoeg werd samengedrukt
met behulp van een tang of doordat een koppeling
van een mindere kwaliteit dan de originele koppeling
werd gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende lassen
voordat u verdergaat met de foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden
steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk
draad over is.
1650 - 006 - 20.02.2023 Probleemoplossing - 45
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-
modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt
uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op pagina 28
.
1. Controleer of het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in de
begrenzingslus aangeeft. Zie
Indicatielampje in het
laadstation op pagina 43
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer of
het indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
3. Verwissel de aansluitingen van de geleidingsdraad
en de begrenzingsdraad in het laadstation.
Begin door aansluiting AL en GUIDE te
verwisselen.
Als het indicatielampje constant groen brandt,
bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen AL en het punt
waar de geleidingsdraad is aangesloten op
de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn in de
afbeelding).
Guide
AL
GUIDE
Om de storing te verhelpen hebt u
begrenzingsdraad, connectoren en koppelingen
nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
kort is, dan kunt u het gemakkelijkst de hele
begrenzingsdraad vervangen tussen AL en het
punt waar de geleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn).
b) Als de vermoedelijk defecte begrenzingsdraad
lang is (dikke zwarte lijn), ga dan als volgt te werk:
Zet AL en GUIDE terug in hun oorspronkelijke
posities. Koppel daarna AR los. Sluit een nieuwe
lusdraad aan op AR. Sluit het andere uiteinde van
de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden
van het vermoedelijk defecte deel van de draad.
AR
Als het indicatielampje nu groen is, bevindt
de breuk zich ergens in de draad tussen
het losgekoppelde uiteinde en het punt waar
de nieuwe draad is aangesloten (dikke zwarte
lijn hieronder). Verplaats de aansluiting voor
de nieuwe draad in dat geval dichter bij het
losgekoppelde uiteinde (grofweg in het midden van
46 - Probleemoplossing 1650 - 006 - 20.02.2023
het verdachte draaddeel) en controleer opnieuw of
het indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk
draad over is, wat het verschil betekent tussen een
constant groen licht en een knipperend blauw licht.
Volg vervolgens de instructies in stap 5 hieronder.
4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven blauw
blijft knipperen:Zet AL en GUIDE terug in hun
oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens AR
en GUIDE. Als het indicatielampje nu continu
groen brandt koppel dan AL los en sluit een
nieuwe begrenzingsdraad aan op AL. Sluit het
andere uiteinde van de nieuwe draad aan op een
punt in het midden van het vermoedelijk defecte
deel van de draad. Volg dezelfde procedure als bij
3a) en 3 b) hierboven.
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Gebruik altijd originele
koppelingen.
1650 - 006 - 20.02.2023 Probleemoplossing - 47
8 Vervoer, opslag en verwerking
8.1 Transport
De meegeleverde Li-ion-accu's voldoen aan de
wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Neem alle van toepassing zijnde nationale
voorschriften in acht.
Neem de bijzondere voorschriften op de
verpakking en labels voor commercieel transport
in acht. Dit geldt ook voor derden en expediteurs.
8.2 Opslag
Laad het product volledig op. Zie
De accu opladen
op pagina 33
.
Schakel het product uit. Zie
Het product
uitschakelen op pagina 33
.
Reinig het product. Zie
Product reinigen op pagina
34
.
Bewaar het product in een droge, vorstvrije ruimte.
Laat het product met alle wielen op een vlakke
ondergrond staan tijdens opslag, of gebruik een
wandhanger.
Als u het laadstation binnen zet, koppelt
u de voeding en alle connectoren los van
het laadstation. Plaats het uiteinde van elke
connectordraad in de beschermingsdoos.
Let op: Als u het laadstation buiten zet, koppelt
u de voeding en de connectoren niet los.
Neem contact op met de
verkoopvertegenwoordiger van Husqvarna voor
informatie over de accessoires die voor uw product
beschikbaar zijn.
8.3 Afvoeren
Neem de plaatselijk geldende wet- en regelgeving
voor recycling in acht.
Raadpleeg
De accu verwijderen op pagina 48
voor vragen over het verwijderen van de accu.
8.3.1 De accu verwijderen
OPGELET: Verwijder de accu alleen
wanneer u het product afdankt. Indien u
het garantiezegel verwijdert, is garantie van
Husqvarna niet langer geldig.
1. Verwijder de bovenkap en de behuizing van het
product. Volg de stappen 1-7 in
Het chassis en de
maaischijf reinigen op pagina 34
.
2. Verwijder de 12 schroeven met een Torx 20.
3. Til de achterste rand van het bovenste deel van
het chassis op.
4. Koppel de kabel los van de hoofdprintplaat.
5. Verwijder het bovenste deel van het chassis.
6. Verwijder de 2 schroeven waarmee de accu is
bevestigd met een Torx 20.
7. Druk op de klemmen om ze los te maken en til de
accuhouder op.
8. Koppel de accukabel los van de hoofdprintplaat.
48 - Vervoer, opslag en verwerking 1650 - 006 - 20.02.2023
9 Technische gegevens
9.1 Automower® 405X/415X
Afmetingen Automower® 405X Automower® 415X
Lengte, cm/inch 61/24,0 61/24,0
Breedte, cm/inch 45/17,7 45/17,7
Hoogte, cm/inch 24/9,4 24/9,4
Gewicht, kg/lb 9,7/21,4 9,7/21,4
Elektrisch systeem Automower® 405X Automower® 415X
Accu, lithium-ion 18 V/2,0 Ah art.nr. 5937420-01, 5937420-03, 5937420-04,
5937420-05, 5937420-06
Accu, lithium-ion 18,25 V/2,0 Ah art.nr. 5937420-02
Voeding (28 V DC), V AC 100-240 100-240
Lengte laagspanningskabel, m/ft 10/33 10/33
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 5 kWh/maand voor een
werkgebied van 600
m2/0,15 acre
10 kWh/maand voor
een werkgebied van
1500 m2
Laadstroom, A DC 1,3 1,3
Type voedingseenheid7ADP-40KR XX, ADP 28FW
XX, FW7313/28/D/XX/Y/1.3/PI,
FW7313/28/D/XX/Y/1.3
Gemiddelde maaitijd, min 50 50
Gemiddelde laadtijd, min 60 60
Antenne begrenzingsdraad Automower® 405X Automower® 415X
Bedrijfsfrequentieband, Hz 100-80.000 100-80.000
Maximaal magnetisch veld8, dBuA/m 82 82
Max. radiofrequentievermogen9, mW bij 60 m <25 <25
7XX, YY kunnen willekeurige alfanumerieke tekens zijn of leeg zijn voor marketingdoeleinden, geen technische
verschillen.
8Gemeten conform EN 303 447.
9Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is inge-
steld.
1650 - 006 - 20.02.2023 Technische gegevens - 49
Geluidsgegevens 10 Automower® 405X Automower® 415X
Geluidsniveau (waargenomen), dB (A) 62 62
Gemeten geluidsvermogensniveau, dB (A) 61 61
Onzekerheidsmarge geluidsemissies KWA, dB (A) 2 2
Geluidsdrukniveau bij het oor van de gebruiker11, dB (A) 53 53
Maaien Automower® 405X Automower® 415X
Maaisysteem 3 scharnierende messen 3 scharnierende mes-
sen
Toerental maaimotor, tpm 2300 2300
Energieverbruik tijdens maaien, W+/- 20% 20 20
Maaihoogte, cm/inch 2-5/0,8-2,0 2-5/0,8-2,0
Maaibreedte, cm/inch 22/8,7 22/8,7
Smalst mogelijke doorgang, cm/inch 60/24 60/24
Maximale helling voor werkgebied, % 40 40
Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 15 15
Maximale lengte begrenzingsdraad, m/ft 800/2600 800/2600
Maximale afstand tot begrenzingsdraad, m/ft 35/115 35/115
Maximale lengte geleidingslus12, m/ft 400/1300 400/1300
Gebiedscapaciteit, m2 / acre, +/- 20% 600/0,15 1500/0,37
IP-code Automower® 405X Automower® 415X
Robotmaaier IPX5 IPX5
Laadstation IPX1 IPX1
Voeding IP44 IP44
Ondersteuning frequentiebanden
Automower® Connect 2G GSM 850 MHz, E-GSM 900 MHz, DCS 1800 MHz, PCS 1900 MHz
Automower® Connect 3G Band 19 (800 MHz), Band 5 (850 MHz), Band 8 (900 MHz), Band 2
(1900 MHz), Band 1 (2100 MHz)
Automower® Connect 4G Band 12 (700 MHz), Band 17 (700 MHz), Band 28 (700 MHz), Band
13 (700 MHz), Band 20 (800 MHz), Band 26 (850 MHz), Band 5
(850 MHz), Band 19 (850 MHz), Band 8 (900 MHz), Band 4 (1700
MHz), Band 3 (1800 MHz), Band 2 (1900 MHz), Band 25 (1900
MHz), Band 1 (2100 MHz), Band 39 (1900 MHz), Band 18 (850
MHz), Band 66 (1700 MHz), Band 85 (700 MHz)
10 Bepaald overeenkomstig richtlijn 2006/42/EG en norm EN 50636-2-107. Behalve Geluidsniveau (waargeno-
men), dit wordt gemeten volgens ISO 11094:1991.
11 Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau KpA, 2-4dB (A)
12 De geleidingslus is de lus die wordt gevormd door de geleidingsdraad en het gedeelte van de begrenzings-
draad vanaf de aansluiting met de geleidingsdraad naar de rechter aansluiting op het laadstation.
50 - Technische gegevens 1650 - 006 - 20.02.2023
Vermogensklasse
Bluetooth®-uitgangsvermogen 8 dBm
Automower® Connect 2G Vermogensklasse 4 (GSM/E-GSM) 33 dBm
Vermogensklasse 1 (DCS/PCS) 30 dBm
Vermogensklasse E2 (GSM/E-GSM) 27 dBm
Vermogensklasse E2 (DCS/PCS) 26 dBm
Automower® Connect 3G Vermogensklasse 3 24 dBm
Automower® Connect 4G Vermogensklasse 3 23 dBm
Afwijkingen van deze algemene technische gegevens zijn opgenomen in de landspecifieke hoofdstukken.
Husqvarna AB staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen het product en andere typen draadloze systemen,
zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische afrasteringen of dergelijke.
De producten zijn geproduceerd in Engeland of Tsjechië. Zie de informatie op het productplaatje. Zie
Inleiding op
pagina 6
9.2 Geregistreerde handelsmerken
Het
Bluetooth®
-woordmerk en de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken die eigendom zijn van
Bluetooth SIG, inc.
en het gebruik van deze merken door Husqvarna vindt plaats onder licentie.
1650 - 006 - 20.02.2023 Technische gegevens - 51
10 Garantie
10.1 Garantievoorwaarden
De Husqvarna®-garantie dekt de werking van dit
product gedurende een periode van 2 jaar vanaf de
aankoopdatum. De garantie dekt ernstige materiaal- of
productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij
kosteloos het product vervangen of repareren, indien
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het product en het laadstation mogen
uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de
instructies in deze bedieningshandleiding. Deze
fabrieksgarantie heeft geen invloed op aanspraken
op garantie van dealers/verkopers.
Eindgebruikers of onbevoegde derden mogen
geen pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie
vallen:
Schade veroorzaakt door binnendringen van water
als gevolg van gebruik van een hogedrukreiniger,
of het in water onderdompelen, bijvoorbeeld
wanneer door hevige regen waterplassen zijn
ontstaan.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag of
onjuist gebruik van de accu.
Schade veroorzaakt door het gebruik van een
andere accu dan een originele accu van
Husqvarna.
Schade die wordt veroorzaakt door het
gebruik van andere onderdelen dan originele
reserveonderdelen en accessoires van Husqvarna,
zoals messen en installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade die wordt veroorzaakt door wijzigingen die
niet zijn toegestaan of geknoei met het product of
de voeding ervan.
De messen en wielen worden beschouwd als
verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw Husqvarna-product een defect vertoont, neem
dan contact op met de klantenservice van Husqvarna
voor verdere instructies. Zorg ervoor dat u het
betalingsbewijs en het serienummer van het product
bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met de
klantenservice van Husqvarna.
52 - Garantie 1650 - 006 - 20.02.2023
1650 - 006 - 20.02.2023 Garantie - 53
54 - Garantie 1650 - 006 - 20.02.2023
1650 - 006 - 20.02.2023 Garantie - 55
www.husqvarna.com
AUTOMOWER® is een handelsmerk van Husqvarna AB.
Copyright© 2023 HUSQVARNA. All rights reserved.
Originele instructies
1143081-36
2023-03-13
5

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Husqvarna Automower 405X - 2023 wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Husqvarna Automower 405X - 2023

Husqvarna Automower 405X - 2023 Bedienungsanleitung - Deutsch - 56 seiten

Husqvarna Automower 405X - 2023 Bedienungsanleitung - Englisch - 52 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info