De kabelisolatie kan worden beschadigd
wanneer het gras meteen na de installatie te kort
wordt gemaaid. Beschadigingen aan de isolatie
zorgen soms pas weken of maanden later voor
problemen.
OPGELET: Selecteer de eerste weken
na het installeren altijd de maximale
maaihoogte en verlaag deze
vervolgens elke tweede week een stap
totdat de gewenste maaihoogte is
bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken
nadat de las werd gemaakt voor problemen
zorgen. Een foutieve las kan onder meer worden
veroorzaakt doordat de originele koppeling niet
stevig genoeg werd samengedrukt met behulp
van een tang of doordat een koppeling van een
mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd
gebruikt.
Let op: Controleer eerst alle bij u bekende lassen
voordat u verdergaat met de foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn
opgetreden steeds te halveren, totdat er nog
maar een kort stuk draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op
pagina 25
.
1. Controleer of het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in
de begrenzingslus aangeeft. Zie
Led-
Indicatielampje op het laadstation op pagina
46
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation
correct zijn aangesloten en niet zijn
beschadigd. Controleer of het
indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
3. Verwissel de aansluitingen van de
begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad
in het laadstation.
Begin door aansluiting AL en G1 te
verwisselen.
Als het indicatielampje constant groen
brandt, bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen AL en het punt
waar de begeleidingsdraad is aangesloten
op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn
op de afbeelding).