10
10. Plaats de bovenplaat (2) op de houtkachel.
11. Leg het bovendeksel van gietijzer of steen (12) in het gat van de bovenplaat.
12. Monteer de frontplaat (1) terug op de warmteopslag.
Het monteren van afzonderlijke delen
Controleer voor het opstellen van de kachel of alle afzonderlijke delen correct gemonteerd zijn.
Verticale doorsnede van de kachels (tekening B):
1. Onderste rookplaat. Moet rusten op de stalen rails achter in het verbrandingskamer.
2. Bovenste rookplaat. Moet rusten op de onderste rookplaat.
3. De stalen rookgeleideplaat is tweedelig. Elke helft is verankerd hangt in een haak onder de bovenplaat
en is voorzien van een transportring bestaande uit 2 splitters (7). Deze 2 splitters moeten worden
verwijderd vóór de kachel in gebruik wordt genomen.
4. Rookafvoer naar achteren. In de fabriek afgesloten met een opgeschroefde plaat. Hierdoor is de
rookafvoer achter de achterplaat verborgen.
5. Losse achterplaat, die de automatiek afdekt. Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel tegen een
brandbare wand staat.
6. Los warmteschild onder de asla.
Stelvoeten (tekening D)
Bij de haard zijn 4 stelvoeten meegeleverd. Indien u deze nodig heeft, monteert u ze conform de tekening.
Stel de stelschroeven op de gewenste hoogte af, 2 aan elke kant. Let op dat de haard niet verplaatst mag
worden als u stelvoeten gebruikt, omdat ze de onderkant kunnen beschadigen. Als de haard verplaatst
moet worden, raden we aan om de stelvoeten weer op de oorspronkelijke stand in te stellen.
Aansluiting op de schoorsteen
Alle kachels hebben een achter- en een bovenaansluiting voor de rookafvoer. De kachel kan op een
goedgekeurde stalen schoorsteen met bovenaansluiting of rechtstreeks op de achteraansluiting van een
schoorsteen worden aangesloten.
Wees heel grondig bij het controleren of de schoorsteen dicht is en of er geen valse trek is bij de
afdekplaat bij de afgedichte rookafvoer, de schoonmaakklep of bij de buisverbindingen. Merk op dat het
effect van de schoorsteentrek sterk wordt verminderd bij een barst in het schoorsteenkanaal of in de
horizontale rookkanalen.
Verticale doorsnede van de rookafvoer (Tekening C)
C1: Rookafvoer langs boven
C2: Rookafvoer langs achter
1. Stalen schoorsteen.
2. De bocht past inwendig op het aansluitstuk van de kachel.
3. Gemetselde schoorsteenwand.
4. Ingemetselde mof. Past op de rookpijp.
5. Muurrosace. Verbergt reparatie rond de gemetselde mof.
6. Pakking. Wordt gedicht met dichtingsstrip.
7. Rookkanalen van de HWAM kachel.
8. Dekplaat in buitenste achterplaat: afbreken als de achteruitgang wordt gebruikt.
9. Opgeschroefd deksel: op de topplaat schroeven als de achteruitgang wordt gebruikt.
10. Rookbus: op de achterzijde schroeven als de achteruitgang wordt gebruikt.
11. Regelklep in rookbuis.
12. Reinigingsluik.
13. Rookbuis voor achteruitgang.
14. Los deksel van gietijzer: moet in de topplaat worden gelegd als de achteruitgang wordt gebruikt.