Vullen en ontluchten
Voor het vullen de elektrische stroom uitschakelen. Het vullen (bijvullen)
kan geschieden via de vul-/aftapkraan onder de ketel of op de plaats
waar een vulkraan is aangebracht door de installateur.
Sluit de vulslang aan op de kraan en vul deze met water tot zich geen
lucht meer in de slang bevindt. Sluit de vulslang aan op de vulkraan.
Open de kraan en vervolgens de vulkraan. Vul de ketel en installatie tot
een waterdruk van ongeveer 1 bar bij afgekoeld water. Ontlucht de
installatie en de ketel. Het ontluchtingspunt van de ketel bevindt zich
links boven op de ketel. Moet vaker gevuld worden dan enkele malen per
jaar waarschuw dan uw installateur. Er is dan waarschijnlijk een lekkage.
Vul altijd met schoon drinkwater.
In bedrijf stellen
Stel de ketel in bedrijf nadat deze waterzijdig, gas- en elektrotechnisch
door een erkend installateur aangesloten en gekontroleerd is.
Kontroleer verder de volgende punten:
• De waterdruk van de CV installatie moet minimaal 1 bar en maxi-
maal 2 bar bedragen bij afgekoeld water, mits aangesloten.
Af te lezen bij cv-druk op display.
• De ketel, de CV-installatie en de warmwatervoorziening moeten
goed gevuld en ontlucht zijn, mits aangesloten.
• De elektrische stroom moet aangesloten zijn en de ketel
uitgeschakeld.
Horizontaal streepje op service display moet branden en overige
uitleesfuncties zijn gedoofd.
Nooit de elektrische stroom aansluiten als de ketel, de CV-
installatie en/of de warmwatervoorziening niet geheel gevuld en
ontlucht zijn.
• De kamerthermostaat moet laag (uit) staan.
• De gaskraan moet geopend zijn.
1. Schakel de ketel in m.b.v. de aan/uit schakelaar.
Het controle lampje gaat branden en service display dooft.
2a. Indien de warmwatervoorziening is aangesloten en op een inge-
schakelde tapcomfortstand staat, gaat de ketel automatisch branden
tot de ketel 65°C is. Zodra meer water getapt wordt dan 2 liter per
minuut gaat de ketel automatisch branden. Tijdens het branden voor
warmwater kan de temperatuur van het warmwater tussen 50° en
60°C op het bedieningspaneel ingesteld worden.
2b. Indien de verwarming is aangesloten, de tapcomfortfunctie uitge-
schakeld is en de kamerthermostaat hoog (in) wordt gezet, dan gaat
de ketel automatisch branden. Tijdens het branden op CV kan de
temperatuur van het CV water tussen 30° en 90°C worden ingesteld
op het bedieningspaneel. Lage stand bij matig koud weer, hoge
stand bij kouder weer.
Aftappen
Voor het aftappen van de ketel en de installatie eerst de elektrische
stroom uitschakelen en de gaskraan sluiten. Open de vul-/aftapkraan
onder de ketel en laat het cv water wegstromen.
Zodra de waterdruk tot 0 bar is gedaald de ontluchtingsnippel
links boven op de ketel openen. Voor het aftappen van de installatie
dient op het laagste punt eveneens afgetapt te worden. De radiatoren
dienen afzonderlijk op het laagste punt afgetapt te worden.
Voor het aftappen van het sanitairwater dienen de warm- en koudwater-
leiding onder de ketel los genomen te worden.
Bedrijfssituaties op het service display
– Ketel uit / vorstbeveiliging ketel aktief
0 Standby
1 Gewenste temperatuur bereikt
3 Voorspoelen (ventilator)
4 Ontsteken
5 CV bedrijf
6 Warmwater bedrijf
7 Warmhoudfunktie warmwater
Storingen
Indien zich de volgende eenvoudige storingen aan de ketel voordoen,
dan kunnen deze als volgt opgelost worden. Bij herhaling of andere
storingen altijd uw installateur waarschuwen.
a. De cv installatie wordt niet of onvoldoende warm.
1. Zet de kamerthermostaat omhoog.
2. Open de radiatorkranen.
3. Stel de cv watertemperatuur hoger d.m.v. de keuze- en instel-
knop op het bedieningspaneel.
4. Ontlucht de ketel en installatie en kontroleer de cv waterdruk.
b. Het tapwater wordt niet of onvoldoende warm.
1. Zet de warmwaterkraan verder open.
2. Stel de watertemperatuur hoger in d.m.v. de keuze- en instel-
knop op het bedieningspaneel.
c. Het storingslampje boven de resetknop brandt.
Op het display boven de serviceknop worden de volgende
nummers aangegeven. Handel als volgt:
• (0), (1), (2) of (3). De ketel wordt te warm, er is onvoldoende
doorstroming. Open de radiatorkranen ontlucht de ketel en
installatie en kontroleer de cv waterdruk. Zonodig bijvullen.
• (4) De brander ontsteekt niet. Open de gaskraan. Druk na het
opheffen van de oorzaak op de resetknop en de ketel zal
opnieuw in werking treden. Voor de betekenis van de overige
bedrijfs- en storingscodes zie de montagevoorschriften.
Vorstbeveiliging
Om bevriezing van de condensafvoer leiding te voorkomen, moet het
toestel in een vorstvrije ruimte geïnstalleerd worden.
Om bevriezing van het toestel te voorkomen is het toestel voorzien van
een vorstbeveiliging. Als de temperatuur van de warmtewisselaar te
laag wordt, schakelt de brander in, tot de temperatuur van de
warmtewisselaar voldoende is. Als de mogelijkheid bestaat dat de
installatie (of een deel daar van) kan bevriezen, moet er op de koudste
plaats een (externe) vorstthermostaat op de retourleiding aangebracht
worden. Deze moet volgens het bedradingschema aangesloten
worden. (Zie ook het installatievoorschrift.)
Opmerking
De (externe) vorstthermostaat is niet actief als het toestel op het
bedieningspaneel is uitgeschakeld, of als de netspanning is
onderbroken.
Naverwarming zonneboiler
Wanneer het toestel is toegepast als naverwarmer voor een zonneboiler
mag de naverwarming niet uitgeschakeld worden. Tevens mag de
temperatuur van het tapwater niet lager dan 60°C ingesteld worden.
Onderhoud
Het toestel kan met een vochtige doek gereinigd worden. Gebruik geen
agressieve of schurende schoonmaak of oplosmiddelen.
Het toestel en de installatie dienen elk jaar door een erkend installateur
gecontroleerd en zonodig gereinigd te worden. Hetzelfde geldt voor de
rookgasafvoer- en luchttoevoerleiding.
Wijzigingen voorbehouden.
880.607-07
Intergas Verwarming BV
De Holwert 1 Postbus 6 7740 AA Coevorden Tel. 0524-512345 Fax 0524-516868
