Schiedam, maart 2004 Pagina 2 V 1.1
Gelieve deze montagehandleiding zorgvuldig te lezen alvorens de ventilator in gebruik te nemen.
De fabrikant/leverancier kan niet verantwoordelijk worden gesteld en weigert alle
verantwoordelijkheid voor ongevallen met lichamelijk letsel als gevolg van een onoordeelkundig
gebruik en/of het niet naleven van de voorschriften zoals vermeld in deze montagehandleiding.
Het verdient aanbeveling deze handleiding te allen tijde te bewaren voor eventuele raadpleging.
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
• De montagehandleiding omschrijft hoe het product geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden moet worden.
Het opvolgen van de instructies uit de montagehandleiding zorgt ervoor dat het product elektrisch en
mechanisch betrouwbaar is en zal de levensduur van het apparaat verlengen.
• Gebruik het toestel niet voor andere doeleinden dan waar het voor is ontworpen noch anders dan in deze
handleiding is afgebeeld.
• Controleer het toestel na ontvangst op eventuele beschadiging. Mocht dit het geval zijn, laat dan het toestel
controleren door een erkend vakman of raadpleeg uw leverancier.
• Houd de lege verpakking buiten het bereik van kinderen of onwetenden en sorteer de verschillende
materialen (polystyreen, plastic, polypropyleen enz.) voor recycling.
• De volgende algemene regels gelden voor alle elektrische toestellen:
o raak het toestel nooit aan met natte handen
o laat het gebruik van het toestel nooit over aan kinderen of ondeskundigen
• Sluit het toestel alleen aan op uw elektrisch net indien:
o de spanning en de frequentie van het net overeenkomen met deze zoals vermeld op het toestel
o het vermogen van uw installatie voldoende groot is voor het maximaal vermogen van het toestel.
Als deze niet overeenkomen moet u een erkend vakman te raadplegen.
• Het is raadzaam het toestel af te zetten als het niet wordt gebruikt. Alvorens enig onderhoud of reiniging uit
te voeren, moet het toestel uitgeschakeld worden en worden ontkoppelt van het elektrisch net.
•
Als het toestel niet naar behoren werkt of er een storing optreedt, schakel dan onmiddellijk het toestel uit,
ontkoppel het toestel van het elektrisch net en neem contact op met een erkend vakman of uw leverancier.
Gebruik altijd originele onderdelen om het toestel te repareren.
• Als het toestel gedemonteerd moet worden, schakel het dan eerst uit alvorens het te ontkoppelen van het
elektrisch net.
• Het elektrisch net waarop het toestel is aangesloten moet conform te zijn met de geldende normen (IEC,
CENELEC 384) voor het gedeelte dat van toepassing is op onze toestellen.
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN
• Het toestel is vakkundig vervaardigd en voldoet aan de geldende normen betreffende de elektrische
uitvoering.
• Het toestel is conform met de EEC-richtlijn EMC 89/336 aangaande het storen van radiosignalen en
elektromagnetische overeenkomsten.
• Gebruik het toestel niet bij omgevingstemperaturen hoger dan 40 ºC (104 F)
• Stel het toestel niet bloot aan weersinvloeden (regen, zon, sneeuw enz.).
• Dompel het toestel, of onderdelen ervan, niet in water of een andere vloeistof uitgezonderd die onderdelen
die zijn aangegeven in het hoofdstuk onderhoud en reiniging.
• Controleer het toestel tijdens het periodieke onderhoud of reiniging op mechanische werking en eventuele
beschadigingen.
•
Om brand te voorkomen mag het toestel niet gebruikt worden in de omgeving van ontvlambare producten of
dampen zoals, alcohol, insecticiden, benzine enz.
• De afgezogen lucht of rook moet zuiver zijn en vrij van roet, scheikundige- en corrosieve producten,
ontvlambare en explosieve mengsels (Indien deze toch aanwezig zijn, raadpleeg dan een erkende dealer die
u zal informeren over onze reeks explosieveilige ventilatoren).
• Het toestel mag alleen gemonteerd worden door erkende installateur, conform de plaatselijk geldende
bouw-, veiligheids- en installatievoorschriften van de betreffende instanties.
• Gebruik voor het elektrisch aansluiten van de ventilator altijd een vaste kabel.
• Het toestel moet aangesloten worden op het elektrische net d.m.v. een dubbelpolige schakelaar met een
minimale contactpuntafstand van 3 mm of meer.
• Het toestel mag niet aangesloten worden op een kanaal voor rookgasafzuiging van kachels of andere
verbrandingstoestellen.
• Het toestel moet zijn eigen afvoerkanaal hebben of een directe afvoer naar buiten.