Functiebeschrijving
1 Batterijen
2 Aanduiding: < programmabalk >
De pijlen geven het tijdstip aan waarop de thermostaat volgens het programma naar een hogere <
vv
> of lagere <
bb
>
temperatuur schakelt.
3 Aanduiding: < ruimtetemperatuur >
De thermostaat geeft de heersende temperatuur in het vertrek aan.
4 Aanduiding: < telefoon >
De thermostaat is op afstand ingeschakeld en regelt vast op 21°C.
5 Aanduiding: < partyprogramma >
De thermostaat werkt gedurende een instelbare tijdsduur op een hogere of lagere temperatuur.
6 Aanduiding: < weekdagen >
De pijlen <
vv
> geven de dag van de week aan.
7 Aanduiding: < vakantieprogramma >
De thermostaat is tijdens de vakantie vast ingesteld op 16°C.
8 Aanduiding: < continu normale temperatuur > (16 tot 30 graden)
De thermostaat is met de hand voor onbepaalde tijd vast ingesteld op een door u gewenste temperatuur.
9 Aanduiding: < continu verlaagde temperatuur > (5 tot 15 graden)
De thermostaat is met de hand voor onbepaalde tijd vast ingesteld op een door u gewenste temperatuur.
10 Aanduiding: < batterijen vervangen >
11 Aanduiding: < handbediening >
Dit symbool verschijnt op het display samen met de functiesymbolen genoemd onder de punten 5, 8 en 9.
12 Aanduiding: < warmtevraag >
De thermostaat stuurt de ketel aan.
13 Tijd- en datumtoets [ Klok ]
Deze toets wordt gebruikt voor het instellen of wijzigen van tijd en datum.
14 Programmatoets [ Prog ] of [Pg]
Deze toets wordt gebruikt bij het maken, wijzigen of controleren van programma’s.
15 Instelling regelband [ °C ]
Zie installatiehandleiding.
16 Verandertoetsen [ + ] en [ – ]
Druk op deze toetsen om instellingen te verhogen [+] of te verlagen [–].
5