(inclusief de spelleider). Als het aantal niet uitkomt - dat gebeurt
alleen als er 3 ‘publieks’ spelers zijn- krijgt een speler één fiche
meer. De ‘publieks’ spelers leggen een ABC kaart voor zich neer en
plaatsen er een schermpje omheen.
Het spel:
De spelleider neemt de bovenste vragenkaart van de stapel en leest
het onderwerp van de vragen hardop voor. Het onderwerp staat
aan de zijkant van de kaart apart vermeld. De vragen en
de mogelijke antwoorden staan op één zijde van een kaartje.
Op de achterzijde staat het juiste antwoord. De spelleider moet de
vragenkaart zo houden dat de spelers en hijzelf de achterzijde, waar
het juiste antwoord staat, niet kunnen zien.
De kandidaat kiest voor een makkelijke of een moeilijke vraag, 1, 2
en 3 zijn makkelijker, 4 (in rood gedrukt) is moeilijker. De spelleider
leest de gekozen vraag en de mogelijke antwoorden hardop voor.
De kandidaat selecteert het stemkaartje met de letter van zijn
gekozen antwoord en houdt dit nog even verborgen. Hij laat zijn
antwoord pas zien als de overige spelers klaar zijn.
De overige spelers verdelen al hun publieksfiches ondertussen
achter hun schermpje over de drie antwoordvakjes. De spelers zijn
volkomen vrij in de verdeling van de fiches. Ze moeten wel alle
fiches verdelen. Als ze honderd procent zeker zijn van het juiste
antwoord, dan mogen ze bijvoorbeeld alle fiches op
één antwoordletter leggen. Bij twijfel verdient het aanbeveling
de fiches over meer antwoorden te verdelen.
Vervolgens onthult de spelleider het juiste antwoord.
Hij legt het kaartje onderop de stapel.
De score:
Als de kandidaat een fout antwoord heeft gegeven, is de ronde
meteen afgelopen en wordt een andere speler de nieuwe kandidaat.
Als het antwoord van de kandidaat goed is, gaan de schermpjes van
de overige spelers omhoog. Alle publieksfiches die op een foute