Aan de slag!
In de rechterhelft van de koffer zitten 96 tegeltjes
met plaatjes. De tegeltjes zijn verdeeld in 16
categorieën met ieder een eigen kleur. Iedere
categorie bestaat uit 6 Engelse woorden.
Pak alle kaarten van de rechterkant uit het
koffertje. Schuif hiervoor de twee klemmetjes
aan de kant. Als je uitgespeeld bent kun je de
kaarten hier weer opbergen.
Begin met spelvorm 1: woordjes leren uitspreken.
1. Woordjes leren uitspreken
Bij deze spelvorm komen de speelkaarten nog
niet aan bod. Plaats een tegeltje op de scanner.
Schuif het knopje onder de scanner naar rechts.
Het sprekende koffertje vertelt je het woord dat
op het tegeltje staat. Kun je dat herhalen?
Als je al kunt lezen, zie je op het tegeltje ook hoe
het Engelse woord geschreven is.
Weet jij wat het in het Nederlands is?
2. Zinnetjes leren
Bij dit spelniveau horen kaart 1 tot en met 10.
Kies een kaart die je leuk vindt en schuif deze
met de blauwe rand in de gleuf linksboven totdat
je een dubbele klik hoort. Druk op de rode knop.
Je hoort nu één van de 4 zinnen uitgesproken
worden. Aan het rode knipperende lampje zie je
welk plaatje hierbij hoort. Wil je de zin nog eens
horen? Druk dan op de rode knop. Als je liever
met een andere zin wilt beginnen moet je de
rode knop 2 seconden ingedrukt houden.
De woorden die je moet zoeken worden iets
harder uitgesproken dan de andere woorden in
de zin. Voorbeeld: ‘The girl has a doll with a hat’
(kaart 1). Het plaatje helpt je verder op weg.
Bovendien hebben de 12 kaders op de kaart
elk een kleur. Je weet nu in welke kleur je de
tegeltjes moet zoeken. In dit geval zoek je als
eerste het lichtblauwe tegeltje ‘girl’.
Als je denkt het juiste tegeltje gevonden te
hebben, plaats je het op de scanner. Schuif het
knopje onder de scanner helemaal naar rechts
en het plaatje wordt uitgesproken. Hoor je na het
woord een kikker geluid dan heb je niet het juiste
tegeltje gepakt. Probeer het dan nog eens met
een ander tegeltje. Hoor je niets na het woord,
dan heb je het juiste tegeltje gevonden. Neem
het tegeltje uit de scanner en leg het vervolgens
op de het eerste plekje van de zin waarmee je
bezig bent. Hoor je een vrolijk belletje? Dan heb
je het tegeltje op de goede plek gelegd. Hoor je
een kikker, dan ligt het tegeltje niet op de goede
plek. Scan het tegeltje opnieuw en leg het op
een andere plek.
Ga zo verder met de andere twee tegeltjes. Als
je de drie tegeltjes van een zin hebt gevonden,
wordt de zin nog één keer uitgesproken. Om
verder te spelen met een nieuwe zin druk je
weer op de rode knop. Heb je de hele kaart
gedaan, dan krijg je een applaus! Je kunt nu
verder met de volgende kaart.
Veel speelplezier met ‘Ik leer Engels’.‘Ik leer Engels’ kent 2 spelvormen!
1. Met spelvorm 1 oefen je het uitspreken van
woordjes.
2. Met spelvorm 2 ga je op zoek naar de juiste
plaatjes bij de woordjes die op de kaarten zijn
afgebeeld.
Door het gebruik van illustraties hoef je nog niet
te kunnen lezen.
Koffertje openen?
Druk de gele knop in en maak het koffertje open.
Inhoud van het koffertje:
10 kaarten met illustraties (kaart 1 t/m 10)
96 tegeltjes met plaatjes
Klaar om te spelen?
1. Aan/uit knop: met deze knop zet je ‘Ik leer
Engels’ aan of uit.
2. Rode knop: deze knop gebruik je alleen bij
spelvorm 2.
3. Kaarthouder: de kaart waarmee je wilt spelen,
leg je in deze kaarthouder. Hoor je een
dubbele klik, dan heb je de kaart goed geplaatst.
4. Tegeltje met plaatje.
5. Opdrachtkaart met 4 illustraties.
6. Scanner
Leer je eerste 100 Engelse woordjes en 40 Engelse zinnen!
Onderwerpen van de kaarten
Kaart 1: in the living room / in de huiskamer
• Mother and father are on the couch.
Moeder en vader zitten op de bank.
• The girl has a doll with a hat.
Het meisje heeft een pop met een hoed.
• The boy plays the purple piano.
De jongen speelt op de paarse piano.
• The dog sleeps in the green basket.
De hond slaapt in de groene mand.
Kaart 2: in the kitchen / in de keuken
• John eats with a knife, a fork and a spoon.
John eet met een mes, een vork en een lepel.
• A plate with pizza and salad.
Een bord met pizza en salade.
• Lucy eats cake with strawberries and cherries.
Lucy eet taart met aardbeien en kersen.
• The milk and the cheese are in the fridge.
De melk en de kaas staan in de koelkast.
Kaart 3: in the garden / in de tuin
• Lucy feeds bread
to the yellow duck.
Lucy voert brood aan het gele eendje.
• The bird makes a nest in the tree.
De vogel maakt een nest in de boom.
• The three ladybirds are red.
De drie lieveheersbeestjes zijn rood.
• The cat plays with two mice.
De poes speelt met twee muizen.
Kaart 4: on the street / op straat
• The red bus is on the road.
De rode bus rijdt op de weg.
• Lucy has a pink bicycle and a rucksack.
Lucy heeft een roze fi ets en een rugzak.
• The policeman has a blue hat.
De politieman heeft een blauwe pet.
• The white helicopter is on the roof.
De witte helikopter staat op het dak.
Kaart 5: in the classroom / in de klas
• John has a pen and two pencils.
John heeft een pen en twee potloden.
• There is one book in the rucksack.
Er zit één boek in de rugzak.
• Lucy plays with paper, paint and a paintbrush.
Lucy speelt met
papier, verf en een kwast.
• The boy feeds the hamster and the fi s h .
De jongen voert de hamster en de vis.
Kaart 6: the party / het feest
• John has seven candles on his cake.
John heeft zeven kaarsen op zijn taart.
• Three children dance around the chair.
Drie kinderen dansen rond de stoel.
• Lucy eats ice cream and four chocolates.
Lucy eet ijs en vier chocolaatjes.
• There are eight presents on the table.
Er staan acht cadeaus op tafel.
Kaart 7: in the park / in het park
• There are fi ve children under the tree.
Er zitten vijf kinderen onder de boom.
• John and the dog play with the white football.
John en de hond spelen met de witte voetbal.
• Lucy picks six fl owers from the grass.
Lucy plukt zes bloemen uit het gras.
• Father plays with a skateboard and a kite.
Vader speelt met een skateboard en een vlieger.
Kaart 8: ready for bed / naar bed
• Lucy brushes her teeth with a purple
toothbrush.
Lucy poetst haar tanden
met de paarse
tandenborstel.
• John has green pyjamas and a teddy bear.
John heeft een groene pyjama en een
teddybeer.
• Mother reads a book to the children.
Moeder leest een boek voor aan de kinderen.
• The yellow moon shines through the clouds.
De gele maan schijnt door de wolken.
Met ‘Ik leer Engels’ wordt Engels leren kinderspel. Het sprekende koffertje helpt je bij het herkennen
en goed uitspreken van meer dan 100 Engelse woordjes en 40 Engelse zinnen. Je maakt kennis met
de vriendjes Lucy en John die allerlei avonturen beleven. Bij ieder woord dat je hoort, past één
tegeltje. Scan je het goede tegeltje, dan hoor je meteen of je het goed hebt gedaan!
2
6
4
3
5
Plaats een tegeltje op de scanner. Schuif het
knopje onder de scanner naar rechts.
Haal een tegeltje uit het opbergvakje door het
naar boven te schuiven.
1