7
Ⅲ Nooit een defect apparaat of een apparaat met een duidelijk
defect aansluitsnoer in gebruik nemen.
Ⅲ Dompel het apparaat nooit in het water.
2.2 Veiligheidsmaatregelen
Ⅲ Het apparaat nooit blootstellen aan weersomstandigheden zoals
regen, sneeuw, vorst en ook niet met natte handen bedienen.
Ⅲ Het apparaat op een stabiel en horizontaal vlak plaatsen. Nooit
op hete of warme oppervlakten (kookplaten). Kies een plaats
welke voor kinderen en huisdieren onbereikbaar is.
Ⅲ Bij langere afwezigheid (vakantie e.d.) altijd de contactstop eruit
trekken.
Ⅲ Bij schoonmaakwerkzaamheden altijd eerst de contactstop ver-
wijderen uit de wandcontactdoos.
Ⅲ Bij het verwijderen van de netstekker nooit aan het aansluitsnoer
of aan het apparaat zelf trekken.
Ⅲ Nooit het apparaat zelf repareren of openen. Reparaties mogen
alleen door geautoriseerde servicecenters met originele onderde-
len en toebehoren geschieden.
Ⅲ Het apparaat is d.m.v. een aansluitsnoer met de netspanning
verbonden. Let erop dat niemand over het aansluitsnoer kan
struikelen en het apparaat van tafel getrokken kan worden. Houd
kinderen en huisdieren weg bij het apparaat.
Ⅲ Plaats het apparaat of delen ervan nooit in de afwasmachine.
Ⅲ De plaats van het apparaat zo kiezen, dat een goede luchtcircula-
tie mogelijk is, om zodoende oververhitting te voorkomen.
Ⅲ Indien bij gebruik van een zuurhoudend ontkalkingsmiddel per
ongeluk op een keukenof tafeldiad van natursteen of hout wordt
gemorst, client u de viekken onmiddellijk te verwijderen en/of
anderzins doeltreffend te behondelen.
3. Voorbereiding van het apparaat
3.1 Controle van de netspanning
Het apparaat is van fabriekswegen ingesteld op de juiste netspan-
ning. Controleer of uw netspanning overeenkomt met de gegevens
op het typeschildje wat zich bevindt aan de onderkant van het
apparaat.
3.2 Controle van de elektrische zekering (meterkast)
Het apparaat vergt een stroomsterkte van 10 Ampère. Controleer of
de elektrische zekering deze waarde minstens heeft.
3.3 Watertank vullen
Ⅲ Verwijder de watertank en spoel deze uit met koud, zuiver lei-
dingwater.
Ⅲ Vul aansluitend de watertank en plaats deze weer in het apparaat.
Let erop dat de tank goed aansluit.
Uitsluitend met vers, koud water bijvullen. Nooit vullen met
melk, mineraalwater of andere vloeistoffen. Water kunt u
ook bijvullen zonder de tank af te nemen. De handgreep een-
voudig omhoog klappen en met een kan van boven bijvullen
en de handgreep weer terugklappen, zodat de tank weer
gesloten is.
3.4 Koffiebonen bijvullen
Ⅲ Open het deksel van het koffiebonenreservoir (11) en verwijder
het aromadeksel.
Ⅲ Verwijder eventueel aanwezige vervuiling of vreemde voor-
werpen die zich in het reservoir bevinden.
Ⅲ Vul het reservoir met bonen, leg het aromadeksel op zijn plaats
en sluit het deksel weer.
3.5 Gekaramelliseerde koffiebonen
Let erop dat de molen van uw koffiemachine niet geschikt is
voor koffiebonen die tijdens of na de branding met additie-
ven (b.v. suiker) zijn behandeld. Het gebruik van dergelijke
koffiemengsels kan leiden tot beschadigingen aan het maal-
werk.
NL