Nederlands 21
Beschrijving apparaat
Afbeeldingen, zi e omslagpagina
Afbeelding A
1Luchtfilter
2Duwbeugel
3T rekdraadstarter
4Chokehendel
5Brandstofkraan
6Brandstoftank
7Bedieningsveld
8Batterij
9Oliepeilstok
10 Olieaftapplug
11 Niveau-indicatie brandsto f
12 Deksel brandst oftank
13 T ypeplaatje
14 Controlelampje
15 Sleutelschakelaar motor
16 V eiligheidsschakelaar g elijkstroom
17 Klemmen gelijkstroom
18 V oltmeter wisselspan ning
19 V ermogenschakelaar
20 Wisselstroom-contactdoos
21 PGG 6/1: wissel stroom-contactdoos
PGG 8/3: draaistro om-contactdoos
22 Aardingsklem
Symbolen op het apparaat
Luchtfilter om de 50 uur reinigen, in stoffige omgevingen
om de 10 uur (zie "V erzorging en onderhoud/lucht filter
reinigen").
Instructie voor het controleren van
het oliepeil.
Chokehendel
Montage
1. De duwbeugel met bijgeleverd montagemat eriaal
op het ap paraatframe aanbre ngen.
Afbeelding B
1Duwbeugel
2Standaard
3Wiel
2. De wielen met bijgeleverd montagemate riaal op het
apparaatframe a anbrengen.
3. De standaard met bijgeleverd mont agemateriaal op
het apparaatframe aanbrengen.
Eerste inbedrijfstelling
Olie bijvullen
1. Het apparaat horizontaa l plaatsen.
2. De oliepeilstok eruit draaien.
3. De motorolie bijvullen.
Instructie: De motorolie is niet bij de leveri ngsom-
vang inbegrepen. De hoeveelheid en oliesoorten
staan vermeld in h et hoofdstuk "T echnische gege-
vens".
4. De oliepeilstok schoonvegen.
5. De oliepeilstok er helemaal i nsteken, maar niet vast-
schroeven.
6. De oliepeilstok eruit trekken. Het oliepe il moet zich
in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevin-
den.
7. Bij een laag oliepeil de motorolie bijvullen.
8. De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.
Inbedrijfstelling
Oliepeil controleren
1. Het apparaat horizontaa l plaatsen.
2. De oliepeilstok eruit draaien .
3. De oliepeilstok schoonvegen.
4. De oliepeilstok er helemaal insteken, maar niet in-
schroeven.
5. De oliepeilstok eruit draaien . Het oliepeil moet zich
in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevin -
den.
6. Bij laag oliepeil de motorolie bijvullen.
7. De oliepeilstok erin draai en en vastdraaien.
Brandstof tanken
1. De tankweergave aflezen.
2. De brandstoftank bijvullen, als de ta nkweergave
een lager vulpeil a angeeft.
3. Het deksel van de brandstoftank eraf schroeven .
4. De brandstof t ot maximaal de onderrand van de vu-
lopening vullen.
5. Het deksel van de brandstoftan k erop zetten en
vastdraaien.
Werking
Apparaat starten
1. De brandstofkraan openen .
2. Bij koude motor de chokehendel naar links schu i-
ven.
3. De sleutelschakelaar in de stand ST ART draaien en
vasthouden tot de motor start. De sleute lschakelaar
maximaal 5°seconden in stand ST ART houd en. De
volgende startpoging op zijn vroegst na
10 seconden pauze uit voeren.
4. Als de motor is gestart, sleutelschakelaar in stand 1/
ON laten springen.
5. Als de motor is gestart de chokehendel naar rechts
schuiven.
Starten met de trekdraadst arter
1. De brandstofkraan openen .
2. Bij koude motor de chokehendel naar links schu i-
ven.
3. Langzaam aan de trekdraadstarte r trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is, en dan stevig trek-
ken.
4. De trekdraadstarter lan gzaam teruggeleiden.
LET OP
Beschadigingsgevaar
De terugschietende trekd raadstarter bescha digt het ap-
paraat.
De trekdraadstarter lan gzaam teruggeleiden.
5. Als de motor is gestart de chokehendel naar rechts
schuiven.
Wisselstroomaggregaten aanslu iten
In continubedrijf mag het opgenomen vermoge n van het
elektrische apparaat he t continuvermog en van de gene-
rator niet overschrijden. Het maximaalve rmogen mag
alleen kort worden opgenomen . Apparaten met elektro-
motor hebben om te starten het veelvuld ige van het no-
minale vermogen no dig.
GEV AAR
Gevaar voor elektris che schok
Bij beschadiging van het elektrische apparaat of van ka-
bels kan stroom door de bediener vloeien en leid en tot
letsel of de dood.
Als meer dan een apparaat op de generator wordt aan-
gesloten, moet tussen de generator en elk ander elek-
trisch apparaat een mobiele aardlekschakelaar (PRCD-
Portable Residue Current Device) worden aangebracht.
1. De generator starten .
2. De vermogensschakelaar op 1/ON zett en.
3. De netstekker van het elektrisch e apparaat in de
contactdoos van de g enerator steken.
4. Als meer dan een apparaat op de generat or wordt
aangesloten, moet tussen de generat or en elk ander
elektrisch apparaat een mobiele aardl ekschakelaar
(PRCD-Portable Residue Current Device) worden
aangebracht.
5. Het elektrische apparaat in geb ruik nemen.
Als het apparaat niet correct functioneert, bijvoor -
beeld onregelmatige loop of uit val, het elektrische
apparaat onmiddellijk uitsch akelen, loskoppelen en
de oorzaak vaststellen.
Voertuigaccu’s opladen
De 12V -gelijkstroomaansluiting is alleen bedoeld voor
het opladen van 12V -loodaccu’s voor voertuigen. Deze
aansluiting is nie t geschikt als 1 2 V-spannin gsbron voor
elektrische apparaten.
1. De minkabel (zwart) van het voertuig van de accu
losmaken.
2. De plusklem (rood) van de laadkabel met de plus-
pool van de accu verbin den.
3. De pluspool (rood ) aan het ander e einde van de
laadkabel met de rode klem (+) van de gene rator
verbinden.
4. De minklem (zwart) van de laadkabel met de min-
pool van de accu verbinden.
5. De minpool (zwart) aan het andere einde van de
laadkabel met de zwarte klem (-) va n de generator
verbinden.
6. De generator starten.
LET OP
Beschadigingsgevaar .
Als de voertuigmoto r tijdens het laden van een voertuig-
accu draait, kan dit leiden tot bescha diging van het
voertuig of de genera tor .
Start het voertuig niet, te rwijl de accu wordt opgeladen.
Contactonderbreker
Bij overbelasting springt de toe ts van de contacton der-
breker eruit en wordt de laadproced ure onderbroken.
1. Enkele minuten wachten en vervolgens de toets
weer ind rukken.
Voertuigaccu loskoppelen
1. De generator uitschakelen.
2. De minpool (zwart) van de generator losmaken.
3. De minklem (zwart) van de accu losmaken.
4. De pluspool (rood) van de generator losmaken.
5. De plusklem (rood) van de accu losmaken.
6. De minkabel (zwart) van het voertuig aan de min-
pool van de accu vastklemmen.
Apparaat uitschakelen
1. De sleutelschakelaar in stand 0/OFF draaien .
2. De brandstofkraan sluiten.
Vervoer
●V oor het transport de sleutelschakelaar op 0/OFF
draaien en de brandstofkraa n sluiten.
●De duwbeugel omhoog zwenken.
●Het apparaat met de duwbeuge l schuiven of trek-
ken.
●De motor voor het verladen minstens 15 minuten la-
ten afkoelen.
●Het apparaat tijdens tra nsport verticaal houden om
morsen va n brandstof t e voorkomen.
●T ijdens transport in voertuige n het apparaat con-
form de richtlijnen tegen wegrollen , wegglijden en
kantelen beveiligen.
●Het gewicht van het apparaat ti jdens transport in
acht nemen.
Opslag
몇VOORZICHTIG
Niet in acht nemen van het gewicht
Gevaar voor letsel en beschadiging
Houd bij de opslag rekening met het gewicht van het ap-
paraat.
LET OP
Beschadigingsgevaar
Leg geen zware voor werpen op het apparaat.
Apparaat drogen en stofvrij o pslaan.
Opslagduur 1...2 maanden
1. Benzinestabilisator i n de brandst oftank vullen.
2. De brandstoftank bijvul len.
Opslagduur 2...12 maanden
Bovendien:
1. De brandstofkraan sluiten.
2. Een reservoir onder de carburateur plaatsen.
Afbeelding C
1Carburateur
2Aftapschroef
3. De aftapschroef eruit draa ien.
4. De brandstof in het reservoir opvange n.
5. De aftapschroef erin draaien en vastdraaien.
6. De bezinkbeker reinigen (zie “V erzorging en onder-
houd/bezinkbeker contr oleren en reinigen”).
Opslagduur meer dan 12 m aanden
Bovendien:
1. De bougie eruit draaien .
2. 5...10 cm3 Motorolie in de cilinder vullen.
3. De trekdraadstarter er meerdere keren langzaam
doortrekken, zodat de olie in de motor wordt ver-
deeld.
4. De bougie er weer inschroeven.
5. De olie verversen (zie “V erzorging en onderhoud/
olie verversen”).
6. Langzaam aan de trekdraad starter trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is.
Klein en groot onderhoud
GEV AAR
Letselgevaar , gevaar door elektrische stroomstoot.
Bewegende delen kunnen let sel veroorzaken. De door
het apparaat gegener eerde elektrische spanning kan
leiden tot letsel of de dood .