(bijv. aan het begin van het seizoen)
Controleer de luchtinlaat en -uitlaat van binnen- en buitentoestel
en verwijder blokkerende voorwerpen.
Reinig luchtfilter en omhulsel van het binnentoestel.
Zie “Het luchtfilter schoonmaken” voor nadere informatie en zorg
ervoor dat het gereinigde filter weer in dezelfde positie wordt
teruggeplaatst.
Schakel de stroomtoevoer ten minste 12 uur voor gebruik aan
zodat het toestel goed werkt. Zodra de stroomtoevoer is
aangeschakeld, licht het informatiepaneel van de
afstandsbediening op.
§ Digitale scroll centrale airconditioner met
aanvullende verwarming
In de winter kan een aanvullende verwarming worden gekocht
voor het binnentoestel om de verwarmingscapaciteit te vergroten.
Als de airconditioner met aanvullende verwarming in de
verwarmingsmodus wordt gezet, zal deze werken zoals ingesteld.
Niet installeren met het vierzijdige casettemodel en buis-
/plafondmodel (met aanvullende verwarming).
6. POTENTIËLE PROBLEMEN
Symptoom 1: Het toestel werkt niet
§ De airconditioner start niet onmiddellijk op na het indrukken van
de AAN/UIT-knop op de afstandsbediening.
Als het bedrijfslichtje brandt, functioneert het systeem naar
behoren.
Start, om de overbelasting van de compressormotor te
voorkomen, de airconditioner pas na drie minuten nadat op de
AAN-knop is gedrukt.
§ De verwarmingsmodus staat aan als de volgende lichten
branden: bedrijfs- en de “PRE-DEF”-indicator (koelings- en
verwarmingsmodel) of “Alleen ventilator” (model met alleen
koeling) Als de airconditioner start, maar de compressor niet, zal
het binnentoestel beschermde acties uitvoeren voor de
uitlaattemperatuur.
Symptoom 2: De ventilatormodus werkt tijdens de
koelingsmodus
§ Om te voorkomen dat de damp binnen bevriest, zal het systeem
automatisch overschakelen naar de ventilatormodus, en daarna
terugschakelen naar de koelingsmodus.
§ Zodra de kamertemperatuur is gedaald tot de ingestelde
temperatuur, schakelt de compressor uit en gaat het
binnentoestel op ventileren over. Gaat de temperatuur omhoog,
dan schakelt de compressor weer aan. Voor de
verwarmingsmodus geldt hetzelfde.
Symptoom 3.1: Binnentoestel
§ De luchtvochtigheid tijdens de koeling is hoog. Als het
binnentoestel niet schoon is, dan word de
temperatuurdistributie in een ruimte onevenredig. Het is dan
noodzakelijk om de binnenkant van een binnentoestel schoon
te maken. Vraag uw leverancier om informatie over het
schoonmaken van uw toestel, hiervoor is een technicus nodig.
Symptoom 3.2: Binnentoestel, buitentoestel
§ Wanneer het systeem wordt overgeschakeld naar de
verwarmingsmodus na een ontdooiingsoperatie, ontstaat er
damp en deze wordt uitgeblazen.
Symptoom 4: De maakt geluid in de
koelingsmodus.
Symptoom 4.1: Binnentoestel
§ Wanneer het systeem aan het koelen is, of gestopt is, klinkt
een doorlopend geluid.
De afvoerpomp (optionele accessoire) maakt dit geluid.
§ Er is een piepend geluid te horen wanneer het systeem stopt
na verwarmen.
Dit geluid is afkomstig van kunststof onderdelen die uitzetten
of krimpen als gevolg van de temperatuurveranderingen.
Symptoom 4.2: Binnentoestel, buitentoestel
§ Wanneer het systeem in werking is, klinkt een doorlopend
laag sissend geluid.
Dit is het geluid van koelgas dat door binnen- en buitentoestel
stroomt.
§ Een sissend geluid is hoorbaar bij de start of direct na afloop
van een bedrijfsperiode of ontdooiingsperiode.
Dit is het geluid van koelmiddel dat ophoudt te stromen of van
richting verandert.
Symptoom 4.3: Buitentoestel
§ Het doorlopende geluid kan veranderen vanwege een
verandering van frequentie.
Symptoom 5: Er komt stof uit het toestel
§ Wanneer het toestel langdurig niet wordt gebruikt, komt er stof
in het toestel.
Symptoom 6: Het toestel verspreidt een vreemde
geur
§ Het toestel kan de geur van kamers, meubilair, sigaretten enz.
absorberen en later weer afgeven.
Symptoom 7: De ventilator van het buitentoestel
draait niet.
§ Tijdens operatie: De snelheid van de ventilator wordt telkens
aangepast voor optimale werking.