8
2. Schroef de bevestigingsstrip van het apparaat vast op de plaats die in de afbeelding staat aangegeven .
3. Schroef de bevestigingsflensen van de afvoermoffen vast.
4. Plaats het apparaat op de steunhoeken van de geleiders. Stel de gehele structuur af en draai de
schroeven aan. Controleer dat het verschuiven zonder hinderingen verloopt.
Op het waternet aansluiten
Maak gebruik van de flexibele buis met de twee filterkoppelingen die aan het apparaat bijgesloten zijn. Stel
de druk af tussen 1 en 5 Bar.
Indien de druk zich niet tussen deze waarden bevindt, raden we aan om eventuele corrigerende systemen
te installeren.
Houd voldoende lengte van de slang vrij zodat het apparaat tot het uiteinde van de geleiders uitgetrokken
kan worden.
De rest van de slang kan aan de zijkant geflenst en verzameld worden om te voorkomen dat tijdens het
vullen van het apparaat de waterpomp aangeraakt wordt waardoor onderbrekingen en/of geluid
veroorzaakt kunnen worden.
Op de afvoer aansluiten
De afvoer dient zich op de plaats aangeduid in de tekening te bevinden (aan de linkerzijde van de
inbouwruimte en aan de onderkant van het apparaat). Op deze wijze hebben de flexibele slangen
voldoende ruimte om het eventueel uitschuiven van het apparaat mogelijk te maken.
We raden u aan om de afvoerslang te voorzien van een invoer met een interne doorsnede van 50 mm om
de afvoermoffen van het apparaat aan te kunnen brengen.
Bevestig de slangen met behulp van de bijgesloten flensen. Op deze wijze zullen tijdens het uitschuiven en
het vullen van het apparaat de slangen niet naar buiten komen.