21
De verbetering van de wijn en zijn leeftijd in het algemeen hangt af van de kenmerken van de soort
waartoe de wijn behoort.
Hieronder wordt de optimale conserverings- en rijpingsperiode aangegeven voor de verschillende soorten
wijnen, onder de ideale conserveringsomstandigheden die door uw apparatuur worden geboden.
Volg in elk geval, vooral bij kostbaardere wijnen, de tips van de producent van de fles op.
Conservering van wijnen - Conserveringstijd
TYPE WIJN
CONSERVERINGS-
TEMPERATUUR
CONSERVERINGS-
PERIODE
Primeurwijnen 12° t/m 14° C 6 maanden
Zoete Spumante wijnen 8° t/m 10° C 1 jaar
Rosé wijnen 10° t/m 14° C 1 jaar
Frizzante (licht prikkelende) wijnen 10° t/m 12° C 1-2 jaar
Normale witte wijnen 10° t/m 14° C 1-2 jaar
Lichte rode wijnen 12° t/m 14° C 2 jaar
Droge Spumante wijnen 8° t/m 10° C 2 jaar
Klassieke Spumante wijnen 8° t/m 10° C 3-4 jaar
Kloeke witte wijnen of witte barrique-wijnen 8° t/m 12° C 3-5 jaar
Normale rode wijnen 14° t/m 16° C 3-5 jaar
Kloeke rode wijnen of rode barrique-wijnen 14° t/m 18° C 7-10 jaar
Passito- of likeurachtige wijnen 16° t/m 18° C 10-15 jaar
Conservering van wijnen - Proeftemperaturen
Als algemene regel geldt voor witte wijn een
optimale serveertemperatuur tussen 10° C en 12° C
(50°F en 53,6°F) en voor rode wijn tussen 12 en
14° C (53,6 en 57,2° F).
Sommige wijnen bieden echter het beste als ze op
lagere of hogere temperaturen worden geserveerd.
Er moet ook rekening mee worden gehouden dat
men ’s zomers de wijnen liever iets kouder dan in
de winter proeft.
Met name moet met het volgende rekening worden
gehouden:
Witte wijnen
Witte wijnen worden normaliter niet op hoge
temperaturen geserveerd, omdat ze meestal zuurder
zijn dan rode wijnen en weinig tannine bevatten en
dus aangenamer op lage temperaturen blijken.
Men serveert deze wijnen het liefst tussen 10 en
14° C (50 en 57,2°F). Jonge, frisse en aromatische
wijnen kunnen ook op 10° C (50°F) geserveerd
worden, en minder aromatische wijnen op 12°C
(53,6°F). Temperaturen tussen 12 en 14° C (53,6 en
57,2°F) worden echter voorbehouden aan zachte en
rijpe witte wijnen die enkele jaren in de fles zijn
gerijpt. Hogere proeftemperaturen brengen het
zoete karakter van de wijn naar voren, wat ten
koste gaat van de zuurte en smaak die als
aangename en gewenste eigenschappen van dit
soort wijnen worden beschouwd. Rosé wijnen
worden op dezelfde temperatuur als witte wijnen
geserveerd.
Rosé wijnen
Er moet echter opgemerkt worden dat deze wijnen
een zeker gehalte aan tannine kunnen bevatten en
dus aangenamer bij hogere temperaturen kunnen
smaken.
Ze worden dus geserveerd op een temperatuur van
10° C (50°F) tot 12° (53,6°F) C als ze jong en fris
zijn en op een temperatuur van 12° C (53,6°F) tot
14° C (57,2°F) als ze robuuster en rijper zijn.