41
40
Geavanceerde opnametechniek
PROGRAMMA-AUTOMATIEK - P
Met de Program Shift functie kunt u de sluitertijd/diafragmacombinatie
wijzigen in zowel programma-automatiek als de volautomatische pro-
grammastand. De ingebouwde flitser kan bij Program Shift niet worden
gebruikt. Wordt de flitser uitgeklapt, dan worden alle veranderingen
van Program Shift opgeheven.
Druk de ontspanknop half in totdat sluitertijd en diafragma verschijnen.
Draai aan het voorste of achterste instelwiel om de sluitertijd/diafrag-
macombinatie te wijzigen; elke combinatie geeft dezelfde belichtings-
hoeveelheid. De waarden worden gewijzigd afhankelijk van de stand
van de belichtingscorrectieknop, zie de camera-info hieronder. Met het
voorste instelwiel verandert u primair de sluitertijd (PS), met het ach-
terste primair het diafragma (PA). Verandert het licht, dan blijft de geko-
zen waarde gehandhaafd, de andere past zich aan.
PROGRAM SHIFT - PA/PS
De programma-automatiek wordt ingesteld met de belichtingskeuze-
knop (blz. 39). Net als het volautomatische programma regelt de pro-
gramma-automatiek zowel de sluitertijd als het diafragma. Deze instel-
ling is gelijk aan de instelling die werd beschreven bij de basis-opna-
mehandelingen op blz. 28. In tegenstelling tot het volautomatische
programma worden functies die werden ingesteld niet op standaard
gezet wanneer deze stand wordt gekozen.
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijd- en diafragmabereik,
dan knipperen sluitertijd en diafragma op de monitor en in de zoeker.
Plaats bij teveel licht een grijsfilter op het objectief of gebruik een lage-
re cameragevoeligheid (ISO); werkt u met kunstlicht, verlaag dan de
intensiteit van de verlichting. Gebruik onder te donkere omstandighe-
den de ingebouwde flitser of verhoog de cameragevoeligheid (ISO).
VOLAUTOMATISCH PROGRAMMA
Het volautomatische programma wordt ingesteld met de belichtings-
keuzeknop. Gebruik deze belichtingsstand wanneer u bij het fotogra-
feren niets wilt instellen.
Het volautomatische programma werkt hetzelfde als de gewone pro-
gramma-automatiek, behalve dat in de volautomatische opnamestand
alle functies op hun standaardinstelling worden gezet. Het is mogelijk
dat de standen van schakelaars hiermee niet overeenstemmen; con-
troleer eventueel de camera-instellingen via de monitor. Uitschakelen
van de camera zet de camerafuncties niet terug op standaard.
Corrigeert u de belichting, dan bepaalt de stand van de
belichtingscorrectieknop of u wijzigt in stappen van 0,3
of 0,5 LW (lichtwaarde). Meer informatie over LW’s op
blz. 81.
Denk er na gebruik van de belichtingscorrectieknop aan
om de nulstand te kiezen, anders wordt de belichting
van de volgende opnamen ook gecorrigeerd. Kijk op
blz. 48 voor meer informatie over de belichtingscorrec-
tieknop.
Camera-info
0,5 LW
stappen
0,3 LW
stappen
De functies worden ingesteld op: invulflits of rode-ogen-reductie, 14-segments honingraatpatroon-
meting, Auto AF-stand, breed AF-veld, enkelbeeld transportstand, flits- en belichtingscorrectie terug
op 0, ADI-flitssturing, automatische witbalans, automatische cameragevoeligheid (ISO), groot opna-
meformaat, beeldkwaliteit Fine, kleurinstelling Natural, Digital Effects terug op standaard, bracketing-
instelling 0,3 LW / 3 opnamen, ruisonderdrukking.