28
ONDERHOUD
Voor het uitvoeren van welke
onderhoudshandeling dan ook, dient u het
toestel los te koppelen van het ga- of
elektriciteitsnet.
11) VERVANGING VAN DE
ONDERDELEN
Om onderdelen te vervangen die aan de
binnenkant van het toestel zitten dient u de
roosters en de kern van de branders weg te
nemen van het bovenste deel van het werkvlak, en
vervolgens de bevestigingsschroeven “V” van de
branders (afb. 14) en de bedieningsknoppen, die
zijn vastgezet door eenvoudig aandrukken, te
verwijderen, zodat u het werkvlak kunt optillen.
Na het uitvoeren van de bovengenoemde
handelingen kunt u de branders (afb. 15), de
kranen (afb. 16) en de elektrische onderdelen
(afb. 17) vervangen.
Wij raden u aan telkens de afdichting “D” te
vervangen wanneer u een kraan vervangt, om een
perfecte dichtheid te garanderen tussen het huis
en het oploopstuk.
Invetten van de kranen (zie afb. 18 – 19)
Als de bediening van een kraan moeilijk wordt dient
u hem zonder dralen in te vetten volgens de
onderstaande aanwijzingen:
- Demonteer de kraan.
- Reinig de conus en zijn behuizing met een doek
die is vochtiggemaakt in een verdunner.
- Vet de conus licht in met het geschikte vet.
- De conus terug steken, meerdere malen
verdraaien, er weer uithalen, het overbodige vet
verwijderen en controleren of de gasopeningen
niet verstopt zijn.
- Alle onderdelen weer monteren in de omgekeerde
volgorde van het demonteren.
- De dichting moet gecontroleerd worden met een
zeepoplossing; het gebruik van een vlam is
verboden.
Om het werk van de onderhoudstechnicus
gemakkelijker te maken drukken wij op de volgende
pagina een tabel af met de types en de doorsneden
van de voedingskabels en het vermogen van de
elektrische onderdelen.
AFB. 17 AFB. 18 AFB. 19
AFB. 14 AFB. 15 AFB. 16