Brandt als het apparaat
ingeschakeld is.
Worden gebruikt om programma's te
registreren en op te roepen.
Beëindigt (meldt af) in het
scherm Beheer.
Schakelt het apparaat in of uit de slaapstand.
Annuleert de lopende afdruktaken.
Resets instellingen en geeft het
basisscherm weer.
Start het verzenden en het bewerken van instellingen.
Wist ingevoerde nummers en karakters.
Cijfertoetsen.
Om cijfers en symbolen in te voeren.
Geeft het functiemenu voor de fax weer.
Wordt gebruikt om een menu-item te selecteren, de
cursor te verplaatsen bij het invoeren van karakters,
een waarde te wijzigen enzovoort.
Keert terug naar het vorige scherm in
het Berichtendisplay.
Brandt of knippert als zich een fout voordoet.
Selecteert het gekozen item of legt de
ingevoerde waarde vast.