6
Om de bediening op het stuurwiel te
gebruiken moet de versnellingspook
zich in de middelste stand bevinden
tussen + en –:
❍ de selectorhendel in de stand +
plaatsen: opschakelen;
❍ de selectorhendel in de stand –
plaatsen: terugschakelen.
Schakelen is alleen mogelijk bij vol-
doende motortoerental.
AUTOMATISCHE FUNCTIE
(AUTO)
Om de automatische werking (AUTO)
in/uit te schakelen, moet u de pook A
naar de stand A/M duwen; de active-
ring wordt aangegeven door het op-
schrift AUTO en door de ingescha-
kelde versnelling op het display fig. 5-
6. In de modus AUTO wijzigt het sys-
teem de versnelling op basis van de
snelheid van het voertuig, het motor-
toerental en de intensiteit waarmee het
gaspedaal wordt ingetrapt. Tijdens de
automatische functie kan ook met de
versnellingspook worden overgescha-
keld, zonder daarvoor de functie uit te
schakelen: met dit “schakeladvies”
wordt de automatische functie tijde-
lijk uitgeschakeld om de door de be-
stuurder gewenste versnelling in te
schakelen.
Automatische werking
(AUTO - ECO)
De functie ECO kan alleen worden in-
geschakeld bij de automatische wer-
king.
Het programma ECO kan worden in-
geschakeld door het indrukken van de
knop E-fig. 7, op het schakelmasker
naast de versnellingspook. Nadat u
deze functie hebt geactiveerd, geeft het
display de ingeschakelde versnelling
weer en de opschriften AUTO en E.
fig. 7
L0E0183m
fig. 5
L0E1019g
fig. 6
L0E1020g