WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet regelma-
tig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd:
de bandenspanning moet bij koude banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste
waarde van de bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden:
A: normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
B: te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loop-
vlak.
C: te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loop-
vlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen
van het land waarin u rijdt.
BELANGRIJKE TIPS
❒
Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obsta-
kels. Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden
beschadigen;
❒
controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en
bulten of slijtplekken op het loopvlak. Wendt u in dit geval tot de
Lancia-dealer;
301
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
L0D0216m