168 / Uitvoerige handleiding/ De weergavefunctie
2. Roep door indrukken van de rechterrand van de
kantelknop (1.30) het bijbehorende zoeker-/moni-
torbeeld op.
• Wanneer wijziging van de uitsnede mogelijk is,
verschijnt in de titelregel
W
TRIMMING en in de
voetregels aanwijzingen voor verdere instelling
van de functie.
Als wijziging van de uitsnede echter onmogelijk is
(om de hiervoor onder ”Opmerking” genoemde
redenen) verschijnt in plaats daarvan:
• In het midden van het beeld THIS PICTURE
CANNOT BE TRIMMED en alleen een voetregel
met aanwijzingen voor de verdere bediening.
Opmerking: U kunt ook in deze bedieningsstap de
andere opnamen selecteren om bij deze eveneens
de uitsnede achteraf te veranderen.
De volgende bedieningsstap is alleen nodig als wijzi-
ging van de uitsnede niet mogelijk is. Als dit wel het
geval is, kunt u doorgaan met punt 4.
3. Kies in zulke gevallen een van de andere opnamen
waarvan u de uitsnede wilt veranderen.
4. Roep door indrukken van de onderrand van de kan-
telknop het volgende zoeker-/monitorbeeld op.
• In de (enkele) voetregel staan aanwijzingen voor
verdere bediening.
5. Kies met de centrale instelring (1.29) de gewenste
uitsnedemaat. Draaien naar rechts geeft een klei-
nere uitsnede met vergrote afbeelding, draaien naar
links een grotere uitsnede met verkleinde afbeel-
ding. Hiervoor zijn 4 vergrotingsniveau’s beschik-
baar.
• Aan de beeldranden verschijnen pijlen als aan-
duiding hoe de uitsnede kan worden verschoven.
De indicatie in de voetregels geeft telkens aan of
nog meer vergroting en/of verkleining mogelijk is
evenals aanwijzingen voor verdere bediening.
Opmerkingen:
• Een vergroting van de uitsnede is pas na min-
stens een voorafgaande verkleining mogelijk.
• Hoe kleiner de gekozen uitsnede is, hoe verder
deze in bedieningsstap 6 uit het midden kan wor-
den geplaatst.
6. Kies door indrukken van de randen van de kantel-
knop de gewenste uitsnede.
• In de zoeker/monitor ”verschuift” het beeld in de
richting van de ingedrukte rand van de kantel-
knop.
Opmerking: De formaatranden van de oorspronke-
lijke opname vormen de grens van de beschikbare
”verschuiving”.
• Als een of twee van deze formaatranden door de
verschuiving worden bereikt, verdwijnen de
betreffende pijlen.