155
MONITOR
De productie van het LCD-scherm vindt plaats in een
zeer nauwkeurig proces. Zo is verzekerd dat van de
in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan 99,995%
correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd
helder is. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de
beeldweergave niet nadelig.
•Wanneer de Leica M Monochrom aan grote
temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan
er zich condens op het LCD-scherm vormen. Wis deze
voorzichtig met een zachte, droge doek af.
•Als de Leica M Monochrombij het inschakelen zeer
koud is, kan het LCD-scherm aanvankelijk enigszins
donkerder zijn dan normaal. Zodra deze warmer
wordt, bereikt het LCD-scherm weer zijn normale
helderheid.
SENSOR
Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten
veroorzaken.
CONDENSATIEVOCHT
Als er zich condens op of in de Leica M Monochrom
heeft gevormd, moet u deze uitschakelen en ongeveer
1 uur bij kamertemperatuur laten liggen. Als kamer- en
cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de condens
vanzelf.
ONDERHOUD
Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor
micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig
worden schoongehouden.
VOOR DE CAMERA
•Reinig de Leica M Monochrom uitsluitend met een
zachte, droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met
een sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd –
en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd.
•Camera en objectief worden voor het verwijderen van
vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije
doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken
van de camerabody kan met een klein penseel
worden verwijderd. Daarbij mogen de sluiterlamellen
niet worden beschadigd, bijv. met de schacht van het
penseel.
•Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken
van uw Leica M Monochrom zijn gesmeerd. Denk
eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt:
de camera ongeveer elke drie maanden meerdere
keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten
te voorkomen. Ook is het raadzaam alle overige
bedieningselementen, zoals bijv. de beeldveldkiezer,
regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook de
afstandsinstelring en diafragma-instelring van de
objectieven moet regelmatig worden bewogen.
•Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering
(1.10) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan.
Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of
dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de
bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel
uitsluitend droog!