14
Hoofdstuk 2. Aan de slag met uw computer
Energiebesparende standen
Als u klaar bent met het werken op uw computer, kunt u hem in de slaapstand zetten of
uitschakelen.
De slaapstand activeren
Als de computer zich in de slaapstand bevindt, kunt u hem snel activeren en verder gebruiken.
Zo kunt u het opstartproces overslaan.
Voer een van de volgende handelingen uit om de slaapstand te activeren:
• sluit het scherm.
• druk op de Aan/uit-knop.
• open het startmenu en selecteer daarna energie > slaapstand.
Voer een van de volgende handelingen uit om de computer uit de slaapstand te halen:
• druk op een willekeurige toets op het toetsenbord. (Alleen notebookmodus)
• druk op de Aan/uit-knop.
De computer uitschakelen
Schakel uw computer uit als u hem gedurende een lange periode niet zult gebruiken.
Voer een van de volgende handelingen uit om de computer af te sluiten:
• open het startmenu en selecteer daarna energie > afsluiten.
• houd de start-knop in de linkeronderhoek ingedrukt of klik erop met de rechtermuisknop. Selecteer
daarna afsluiten of afmelden > afsluiten.
Draadloze verbinding ......................................................................................................................................................................................................................................................
De draadloze verbinding is de overdracht van gegevens via radiogolven in de plaats van kabels.
Verbinden met een wifinetwerk
Uw computer wordt geleverd met een ingebouwde wifinetwerkkaart om u te helpen draadloze
verbindingen tot stand te brengen en de verbindingsstatus te controleren.
1 Klik op het draadloos pictogram in het systeemvak.
Opmerking:
Als het draadloos pictogram niet verschijnt, is het mogelijk dat de vliegtuigstand
ingeschakeld is.
2 Selecteer de netwerknaam waarmee u een verbinding wilt maken en klik op verbinden.
3 Voer de beveiligingssleutel in indien gevraagd en klik op volgende.