Hoofdfuncties
Bellen en gebeld worden
Bellen
1. Controleer of uw telefoon is ingeschakeld.
2. Toets het volledige telefoonnummer in, dus inclusief
het netnummer. Als u een onjuist nummer hebt
ingetoetst, druk dan op de annuleertoets ( ) om
de cijfers een voor een te wissen.
Houd de annuleertoets ( ) enige tijd ingedrukt
om het volledige nummer te wissen.
3. Druk op de verzendtoets ( ) om het nummer dat
wordt weergegeven te bellen.
4. Om het gesprek te beëindigen drukt u op ( ).
Bellen via de verzendtoets
1. Als u in de standby-modus op de verzendtoets
( ) drukt worden de telefoonnummers van de
laatste inkomende, uitgaande en gemiste oproepen
weergegeven.
2. Selecteer het gewenste nummer met de
navigatietoetsen.
3. Druk op .
Internationaal bellen
1. Houd de toets ingedrukt om de internationale
toegangscode in te voeren. Het teken “+” selecteert
automatisch de internationale toegangscode.
2. Voer de landcode, het netnummer en het
telefoonnummer in.
3. Druk op .
Een oproep beëindigen
Een oproep beëindigen ( ).
Bellen via het Telefoonboek
U kunt namen en telefoonnummers die u regelmatig
belt opslaan op de SIM-kaart of in het
telefoongeheugen, in Contacten.
U kunt een nummer bellen door simpelweg de
bijbehorende naam op te zoeken in Contacten. Meer
informatie over Contacten vindt u op pagina 59 t/m 62.
Een oproep beantwoorden
Als u wordt gebeld, gaat de telefoon over. Als de beller
bekend is wordt het telefoonnummer (of de naam, als
het nummer is opgeslagen in Contacten)
weergegeven.
B2100
Gebruikershandleiding
21