20
NL
Binnenverlichting
Compressor-
compartiment
ventilatierooster
Slot
Bedieningsele-
menten
Afvoer dooiwater
Instellen
• Plaats dit apparaat niet in gebieden met rechtstreeks zonlicht
of naast een fornuis, verwarming of soortgelijk voorwerp.
• De vloer waarop het apparaat staat, moet horizontaal en wa-
terpas zijn. Plaats het apparaat ver genoeg van de muur zodat
het deksel onbelemmerd kan worden geopend en gesloten.
• Houd de ruimte tussen de onderrand van de
vriezer en de vloer vrij, omdat de koeleenheid
van lucht voor koeling moet worden voorzien.
‚ Er moet een ruimte van minstens 20 cm tussen
het ventilatierooster en
de muur blijven. Deze
ruimte moet worden
schoongehouden en
de ventilatie-openingen
mogen niet worden af-
gedekt.
ƒ Plaats geen voorwerpen
direct naast de buiten-
wand van het apparaat.
Er moet een ruimte over-
blijven van ten minste
20 mm rond het apparaat om voor voldoende
warmte-afvoer te zorgen.
• De standaard EN 378 geeft aan dat hoe meer koelmiddel het
apparaat bevat, des te groter de ruimte moet zijn waarin het
apparaat zich bevindt. In ruimten die te klein zijn, kan zich een
brandbaar gas-luchtmengsel ontwikkelen in geval van lekkage.
De installatieruimte moet bij gebruik van 8 g koelvloeistof mini-
maal 1 m3 groot zijn. Het naamplaatje binnen het apparaat bevat
informatie over het koelmiddel.
Belangrijk!
Voordat u het apparaat aanzet, moet u de afvoer voor dooiwater in
de bodem van het apparaat afsluiten met de meegeleverde dop.
Dat is belangrijk om ervoor te zorgen dat het apparaat goed werkt.
Beschrijving van het apparaat
Afmetingen (mm)
Model A B C
CFf 1870 825 1045 702
CFf 2080 825 1255 702
CFf 2500 825 1675 702
CFd 2085 825 1255 709
CFd 2505 825 1675 709
Klimaatklasse
De klimaatklasse geeft de kamertempe-
ratuur aan waarbij het apparaat gebruikt
kan worden voor het behalen van volledige
koelprestaties.
De klimaatklasse wordt aangegeven op
het typeplaatje.
De positie van het typeplaatje wordt weer-
gegeven in het hoofdstuk Beschrijving van het apparaat.
Klimaatklasse Kamertemperatuur
SN +10°C tot +32°C
N +16°C tot +32°C
ST +16°C tot +38°C
T +16°C tot +43°C
SN-ST +10°C tot +38°C
SN-T +10°C tot +43°C
Storingsvrij gebruik van het apparaat is verzekerd mits de omge-
vingstemperatuur niet lager wordt dan -15°C.
Achteraanzicht
Typeplaatje