9.2 Montage van de boor (accessoires)
1. De boor over de as van de machine
schuiven.
2. Zorg dat de gaten in de boor en as
over één komen
3. Bouten door de boor steken
4. Bevestig de sluitring en moer
5. De machine recht over eind zetten
en controleren of de boor goed vast zit.
10. Ingebruikname
LET OP! Leest u zorgvuldig de gebruiksaanwijzing door (zie veiligheidsvoorschriften).
10.1. Bijzondere veiligheidsmaatregelen voor de grondboormachine
Niet alleen werken, in noodsituaties moet er iemand in uw omgeving zijn.
Verzeker u zelf, dat zich in het werkbereik (minimale afstand 30 meter) van de
grondboormachine geen kinderen of andere personen aanwezig zijn. Let op dieren.
Controleer op de te boren plaats of er geen kabels of leidingen aanwezig zijn.
Controleer de functies en de bedrijfsveiligheid van de grondboormachine. Houdt bij het
werken met de grondboormachine beide handgrepen stevig vast.
Zorg voor een stabiele standplaats ook gedurende het boren.
Buig niet te ver naar voren gedurende het boren.
Zorg voor een probleemloze vrijloop (onbelast draaien) van de machine. De boor mag ook
bij een warme motor in de vrijloop niet ronddraaien. Schakel de motor meteen uit als u
duidelijke veranderingen aan de motor constateert.
De gebruikte en warmgelopen grondboor niet op droog gras leggen of op brandbare
voorwerpen (Brandgevaar!)
Boor het gat in verschillende etappes om tussendoor de grond af te kunnen voeren. De
grondboor loodrecht in de grond boren. Niet schuin boren! Dek de geboorde gaten altijd af
om verwondinggevaar te voorkomen.
Gebruik de grondboormachine alleen waarvoor hij gemaakt is, het boren in de grond.
Na gebruik staat de boor niet direct stil. Er is altijd enige nalooptijd. Leg de machine nooit
direct na gebruik (als hij nog heet is) in droog gras of een brandbare ondergrond.
BRANDGEVAAR!
WAARSCHUWING
Bij alle werkzaamheden aan de grondboormachine altijd de motor uitschakelen,
bougie verwijderen en handschoenen dragen. De grondboormachine mag pas
gestart worden nadat alles weer compleet in elkaar is gezet en extra gecontroleerd.
10.2. Gebruik en techniek