33
verwijderen.
3 Bougie met de bougiesleutel losschroeven en controleren.
4 Controleer isolator. In geval van schade, zoals scheuren of breuk, de bougie
vervangen.
5 Maak de elektroden van de bougie met een staalborstel schoon.
6 Elektrode afstand controleren en indien nodig bijstellen. Elektrode afstand
moet 0,7 - tot 0,8 mm. zijn
7 Draai de bougie met de hand vast en zet het
definitief vast met een bougiesleutel.
8 Plaats de bougiedop op de bougie.
Een losse bougie kan oververhit raken en
de motor beschadigen. Een te vastgedraaide
bougie kan het schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
Richtlijnen:
> Gebruikt Bougie: 1/8 - 1/4 slag
> Nieuwe Bougie: 1/2 omdraaiing
AFVOEREN VAN SMEERMIDDELEN
Ververs de motorolie wanneer de motor nog warm is. Warme olie stroomt snel en
gemakkelijk.
LET OP!
Milieuschade.
Olie en smeermiddelen en verontreinigde delen mogen niet in de
drinkwatervoorziening komen.
Zorg dat smeermiddelen als gevaarlijk afval worden verwerkt, ook al
is het slechts kleine hoeveelheid.
De motorolie moet na de eerste 25 bedrijfsuren worden vervangen. Daarna
slechts om de 50 uur of ieder seizoen is prima.
1. Olieaftapplug en verwijderen.
2 Vuldop verwijderen.
3 Houd een geschikte container (ca. 1,0 liter) onder de olieaftapplug.
4 Een 2
e
persoon kantelt het aggregaat zodat de olie kan uitlekken.
5 Reinig het gebied rond de olie vul plug.
6 Olieaftapplug weer monteren.
7 Langzaam Motorolie (0,6 liter, zie: " OLIE “) bijvullen.
8 Vuldop monteren en draai deze stevig vast.
9 Verwijder olieresiduen of verontreinigingen.
10 Breng motorolie volgens de lokale voorschriften naar een milieustraat.