48
18.10 BOUGIE CONTROLEER / VERVANG
Controleer regelmatig de bougie en de afstand tussen de elektroden.
Hete oppervlakken.
Op de motor bevinden zich delen met hete oppervlakken,
bijvoorbeeld de uitlaat of de motor koelvinnen. Wacht tot de
motor is afgekoeld voordat u werkzaamheden aan de motor
uitvoert.
Inspecteer, reinig en vervang de bougie
1 Laat de motor afkoelen.
2 De bougiekap van de bougie verwijderen eventueel vuil rond de bougie
Verwijderen.
3 Bougie met de bougiesleutel losschroeven en controleren.
4 Controleer isolator. In geval van schade, zoals scheuren of breuk, de bougie
vervangen.
5 Maak de elektroden van de bougie met een staalborstel schoon.
6 Elektrode afstand controleren en indien nodig bijstellen. Elektrode afstand
moet 0,7 - tot 0,8 mm. zijn
7 Draai de bougie met de hand vast en zet het definitief vast met een
bougiesleutel.
8 Plaats de bougiedop op de bougie.
Een losse bougie kan oververhit raken en de motor beschadigen. Een te vast
gedraaide bougie kan het schroefdraad in de cilinderkop beschadigen.
Richtlijnen:
> Gebruikt Bougie: 1/8 - 1/4 slag
> Nieuwe Bougie: 1/2 omdraaiing
18.11 AFVOEREN VAN SMEERMIDDELEN
Ververs de motorolie wanneer de motor nog warm is. Warme olie stroomt snel en
gemakkelijk.
LET OP!
Milieuschade.
Olie en smeermiddelen en verontreinigde delen mogen niet in de
drinkwatervoorziening komen.
Zorg dat smeermiddelen als gevaarlijk afval worden verwerkt, ook al
is het slechts kleine hoeveelheid.