68
INSTALLATIERUIMTE
De kamer waar het gastoestel wordt
geplaatst, moet voldoende verlucht wor-
den. Dit met het oog op het afvoeren van
de verbrandingsgassen.
De verluchting moet gebeuren door mid-
del van openingen in de buitenmuur. In
totaal moet men een min. oppervlakte
bekomen van 200 cm
2
verluchting.
Bij voorkeur gebruikt men openingen die
zich dicht bij het vloeroppervlak berin-
den, en tegenover de afvoer van de ver-
brandingsgassen zijn gelegen. De ope-
ningen moeten zodanig gemaakt zijn dat
ze niet kunnen verstoppen, niet aan de
binnenkant, noch aan de buitenkant.
Indien het niet mogelijk is van deze ope-
ningen te voorzien, kan men verluchting
vanuit een andere kamer aanbrengen,
indien dit geen slaapkamer noch andere
gevaarlijke kamer is. In laatste instantie
kan de keukendeur op een kier gezet
worden om te verluchten.
Afb. 7.8
Dampkap voor
afzuiging
verbran-
dingsgassen
Opening voor
luchttoevoer
Afb. 7.9
Opening voor
luchttoevoer
Elektrische ventilator
voor afzuiging
De installateur dient de plaatselijk gel-
dende regelgeving m.b.t. de ventilatie
van het vertrek en de afvoer van ver-
brandingsproducten in acht te nemen.
Tijdens een intensief en langdurig
gebruik kan extra ventilatie nodig zijn,
bijvoorbeeld door een raam te openen
of door de afzuiginstallatie - indien aan-
wezig - op een hogere vermogensstand
te regelen.
AFVOER VAN DE
VERBRANINGSGASSEN
De afvoer van de verbrandingsgassen
van het gaskookvuur moet gebeuren via
een afzuigkap met externe uitgang, of
een afzuigkap met recirculatie.
Indien dit niet mogelijk is, kan men de
verbrandingsgassen afzuigen met een
elektrische ventilator.
Die moet dan wel een aangepast vermo-
gen hebben zodat de lucht in de kamer
zeker indien er voldoende openingen
voor luchttoevoer aanwezig zijn. (zie
hoofdstuk Installatieruimte).