Afb. 4.1 Afb. 4.2
VERLICHTING
Bij het instellen van de knop in deze positie, licht het ovenlampje (15 W) op.
De oven blijft verlicht als de schakelaar op één van de funkties is ingesteld.
THERMOSTAAT (Afb. 4.2)
De verwarmingselementen van de oven
worden ingeschakeld door de knop op de
gewenste funktie te plaatsen en door de
thermostaatknop op de gewenste tempe-
ratuur in te stellen.
De controle van de werking (ON-OFF)
van de verwarmingselementen wordt uit-
gevoerd door de thermostaat; zijn wer-
king wordt aangegeven door het lampje
op het knoppenbord.
TRADITIONEEL KOKEN-CONVECTIE
Werking van de onder- en bovenweerstand.
De warmte wordt door natuurlijke convectie verspreid en de temperatuur moet geregeld
worden van 50° tot 225 °C met de thermostaatknop. De oven dient voorverwarmd te wor-
den alvorens de gerechten in de oven te plaatsen.
Aangeraden Gebruik:
Voor gerechten die volledig gaargekookt moeten worden.
Vb: gebraad, varkensribben, schuimgebak (meringue).
BAKSTANDENSCHAKELAAR (Afb. 4.1)
Draai de knop met de klok mee om één
van de bakstanden in te stellen.