5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar
van uw radio op gemiddeld volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (2) dusdanig in, dat er een gemiddelde
geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een
optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Stel met de regelaar (4) de gewenste kantelfrequentie in. Met deze instelling kan de filter worden aangepast
aan de betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een exacte daling van
gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.3 SUBSONIC-FILTER
Met behulp van de subsonic-functie wordt een verlaging van de laagste basfrequenties bereikt. De sterkte van
de verlaging kan met de regelaar (5) traploos ingesteld worden. Hiermee kunnen vervormingen door een te
grote membraanslag bij luidsprekers effectief tot een minimum worden beperkt, zonder het bruikbare lagetonen-
niveau te reduceren.
5.4 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (3) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt.
5.5 AFSTANDSBEDIENING VOOR VOLUMEREGELING
Het volume kan bovendien geregeld worden met de meegeleverde afstandsbediening. Bij de montage moet
erop gelet worden, dat de leiding naar de afstandsbediening niet aan dezelfde kant van het voertuig gelegd
wordt als de stroomvoorziening van de versterker. De afstandsbediening moet op het dashboard of op een
gemakkelijk toegankelijke plek gemonteerd worden. Nu kan men het volume van de subwoofer onafhankelijk
van de instellingen op de autoradio instellen.
5.6 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de INPUT aansluitingen L en R (1) wordt direct doorgegeven aan de uitgangen
OUTPUT (6) L en R. De OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van extra versterkers zonder extra T-
stukken en kabel mogelijk.
AFBEELDING 1 STROOMVOORZIENING- / AFSTANDSBEDIENINGSAANSLUITINGEN
(1) Aansluitklem GND voor de massa, naar de minpool van de accu
(2) Aansluitklem REM voor afstandsbediening
(3) Aansluitklem voor +12 V accuspanning
(4) Accu
(5) Kabelzekering
(6) Voor de aansluiting voor de automatische antenne van uw autoradio
Als uw autoradio niet is voorzien van een aansluiting voor de automatische antenne, wordt deze kabel met
de plus-pool (+) aangesloten op het contactslot. In dit geval dient er een in-/uitschakelaar tussen te worden
geschakeld. Let er op dat deze schakelaar uitgeschakeld wordt als de versterker niet wordt gebruikt.