5
7. Oplaadbare batterijen opladen:
• plaats de draadloze hoofdtelefoons (2) op de draadloze zender (1). Hierbij moeten
de laadcontacten (6) op elkaar zijn gericht. Het bedrijfscontrolelampje (10) dooft en
het laadcontrolelampje (11) geeft met groen licht het laden van de batterij aan aan
(evt. De hoofdtelefoon iets bewegen om contact van de laadcontacten tot stand te
brengen).
• laadt de batterijen voor eerste gebruik van de draadloze hoofdtelefoon ten minste
12 uur op.
BEDIENING
1. Schakel de audiobron in.
2. Neem de draadloze hoofdtelefoon van het zendstation en schakel de draadloze hoof-
dtelefoon in, tijdens het indrukken van de AAN/UIT schakelaar (3). Het bedrijfscontro-
lelampje draadloze hoofdtelefoon (4) gaat rood branden.
• Uw draadloze hoofdtelefoon is meteen bedrijfsklaar. Het ontvangen van de juiste
frequentie wordt door het groen brandende ontvangstcontrolelampje (14) aange-
geven.
Indien er geen ontvangst is, schuif dan de schuifschakelaar kanaalkeuze (16) op
een andere kanaal en druk op de Auto Scan toets (15).
3. Stel het gewenste volume in door aan de volumeregelaar (13) te draaien.
ATTENTIE: Voeding, hoofdtelefoon en zendstation kunnen warm worden tijdens
gebruik. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
UITSCHAKELEN
1. Schakel de draadloze hoofdtelefoon uit door op de AAN/UIT schakelaar (3) te drukken.
Het bedrijfscontrolelampje (4) en het ontvangstcontrolelampje (14) gaan uit.
2. Plaats de draadloze hoofdtelefoon (2) om de batterij na te laden op de draadloze zender
(1).
• Het bedrijfscontrolelampje (10) gaat uit en het laadcontrolelampje (11) geeft met
een groen signaal aan dat de batterij wordt opgeladen.
3. Trek de stekker uit het stopcontact om de draadloze zender uit te schakelen.
• Het opladen van de batterij wordt onderbroken.
ONDERHOUD
1. Schakel de draadloze hoofdtelefoon uit.
2. Trek de adapter van de draadloze zender uit het stopcontact en verbreek de aansluiting
met de audiobron.
3. Neem de draadloze zender, de draadloze hoofdtelefoon en de adapter af met een droge
doek.