12
NEDERLANDS
LET OP:
• Gebruik een stroombron van het voltage dat op het naamplaatje van de acculader is aangegeven.
• Laad de accu niet op een plaats die aan direkt zonlicht is blootgesteld.
• Laad de accu niet in de nabijheid van ontvlambare vloeistoffen of gassen.
• Laad de accu bij een kamertemperatuur tussen 10°C en 40°C.
• Draag de acculader nooit bij het snoer en trek nooit aan het snoer om de aansluiting op het stopkontakt te verbreken.
• Stel de acculader niet bloot aan regen of sneeuw.
• Deze acculader kan worden gebruikt in voertuigen die voorzien zijn van een sigaretteaanstekerbus die door een 12-
volt of 24-volt negatief geaarde accu wordt gevoed. Indien het accuvermogen is verminderd, start u de motor van het
voertuig. Laad de accu met deze acculader terwijl de motor stationair draait. Laat het voertuig niet achter terwijl de
motor nog draait.
• Niet-oplaadbare accu’s kunnen met deze acculader niet worden opgeladen.
• Zorg ervoor dat de acculader door niets wordt afgedekt.
• Wanneer u twee accu’s achtereen wilt laden, moet u de acculader tussendoor 15 minuten rust geven.
• Verwijder na het laden de stekker van de acculader uit de stroombron.
• Demonteer de acculader niet.
Laden
1. Sluit de acculader aan op de sigaretteaanstekerbus. Het laadlampje begint groen te knipperen.
2. Steek de accu in de snellader, ervoor zorgend dat de plus en min polen op de accu overeenkomen met de plus en
min tekens op de acculader. Steek de accu zo diep mogelijk erin, zodat deze op de bodem van de laderopening
rust.
3. Nadat de accu erin is gestoken, verandert de kleur van het laadlampje van groen naar rood om aan te geven dat
het laden begint. Tijdens het laden blijft het laadlampje gestadig rood branden.
4. Wanneer het laden is afgelopen, verandert de kleur van het laadlampje van rood naar groen. De laadtijd is als
volgt:
Accu 7000, 7100, 7120, 9000, 9100, 9100A, 9120, 1200, 1200A, 1220, 1420, PA09, PA12 en PA14:
ongeveer 45 minuten
Accu 7001, 9001, 9101, 9101A, 1201 en 1201A: ongeveer 60 minuten
Accu 7002, 9002, 9102, 9102A, 9122, 1202, 1202A, 1222 en 1422: ongeveer 70 minuten
Accu 7033, 9033, 9133, 1233 en 1433: ongeveer 75 minuten
Accu 7034, 9034, 9134, 1234 en 1434: ongeveer 85 minuten
Accu 9135, 9135A, 1235, 1235A, 1235F, 1435 en 1435F: ongeveer 100 minuten
5. Verwijder na het laden de stekker van de acculader uit de stroombron.
OPMERKINGEN:
• De oplader is uitsluitend bestemd voor het laden van Makita batterijen. Gebruik deze nooit voor andere doeleinden
of voor het laden van batterijen van andere fabrikanten.
• Wanneer de acculader en/of de accu warm zijn, kan het gebeuren dat het laadlampje in rood knippert. In dit geval
moet u een tijdje wachten. Het laden zal beginnen nadat de acculader en/of de accu is (zijn) afgekoeld.
• Wanneer het laadlampje afwisselend in groen en rood knippert, is laden niet mogelijk. De polen van de acculader of
van de accu zijn dan vuil, of de accu is versleten of beschadigd.
• Beschadiging van de acculader en/of de accu wordt door een van de volgende condities aangegeven. In zo’n geval
dient u de acculader/accu te laten nakijken door een erkend Makita servicecentrum of een Fabriek-servicecentrum.
1) Het laadlampje gaat niet knipperen (groen) wanneer de acculader op een stroombron wordt aangesloten.
2) Het laadlampje gaat niet branden of knipperen (rood) wanneer de accu in de snellader wordt gestoken.
3) Het laden is nog niet beëindigd, hoewel reeds meer dan 2 uur verlopen zijn nadat het rode laadlampje is gaan
branden om het begin van het laden aan te geven.