55
De carburator af stellen ( Afb. 46)
De carbur ator is een injectieca rbur ator met v aste sproeiers. Afstelling v an de vrijloop-
en hoofdsproei er is dus o verbodig en kan ook niet w orden uitge voerd.
Indien nodig kunt u het onbelaste toerental afste llen met de afstelschroef (11).
De carbur ator is in de fabriek uitgerust met v aste sproeiers voor
luchtdrukwaarden op zeen iveau. Bij hoogten bov en de 1000
meter kan het noodzak elijk zijn om de carbur atorsproeiers te v er-
vange n.
Stel de carbur ator af met een schroe vendraaier (7, kli ngbreedte).
Laat de motor 3 tot 5 minu ten warm lopen (niet me t hoog toeren tal!) v oordat u af stelt.
Het stationair toerent al afstellen
W anneer u de afstelschroef (11) rechtsom indr aait: het stationair toerental v er meer-
dert.
W anneer u hem linksom uitdraait: het stationair toerental v er minder t.
Let op: De zaagketting mag in geen ge val meelopen.
ONDERHOUD (Afb. 47)
De zaagketting slijpen
LET OP: V oordat u begint te werken aan de kettinggeleider of ketting, moet u
altijd de motor afzetten en de bougiedop eraf trekken (zie “De bougie vervan-
gen”). Draag altijd veiligheidshandschoenen!
De zaagketting moet w orden geslepen wanneer:
Meelachtig zaagsel ontstaat bij he t zagen van v ochtig hout.
De ketting tre kt enkel bi j grote druk in het hout. De snijkant is zichtbaar beschadigd .
De zaag trekt naar l inks of rechts tijdens het zag en. Dit is te wijte n aan een ongelijk-
matige scherpte van de zaagket ting.
Belangrijk: Slijp de ketti ng regelmatig, maar zonder te veel metaal eraf te slij-
pen!
Normaal zijn 2 tot 3 strek en van de vijl v oldoende.
Laat de k etting in een servicecentrum naslijpen nadat u hem al meerdere mal en zelf
nageslepen heeft.
Juiste manier v a n slijpen: (Afb. 48)
LET OP: Gebruik uitsluitend kettingen en kettinggeleiders die voor deze zaag
zijn ontworpen!
Alle zaagtanden moet en e ven lang zijn (maat a) . Zaagtanden van ongelijk e lengte
zijn oorzaak v an een ongelijkmatige k ettingloop en kunnen ook k ettingbreuk veroor-
zaken.
De minimumlengte v an de zaagtanden is 3 mm. Slijp de ketti ng niet meer wa nneer
deze minim umlengte is bereikt; u dient dan een nieu we k etting op te leggen.
De zaagdiepte wordt bepaald door he t hoogte verschil tussen de diept ebegrenz er
(ronde neus) en d e snijkant.
De beste resultaten worden v erkregen bij een begrenzerdiepte v an 0,65 mm (,025”).
LET OP:
Een te grote zaagdiepte verhoogt het gev aar voor terugslag!
Alle zaagtanden moet en met dezelfde ho ek van 30° w orden geslepen. V erschil in de
hoeken v eroorzaakt een ruwe en onregelmatige ke ttingloop , vergroot de slijtage en
kan leiden tot k ettingbreuk.
De 85° hoek v an de zaagtand v olgt uit de in dringdiepte v an de rondvijl. Als de v oor-
geschre ven vijl op de juist e manier wordt ge bruikt, zal de correcte hoe k automatisch
worden v er kregen. (Afb. 49)
Gesch ikte vijlen en hun gebruik (Afb . 50)
Slijp de k etting met een speciale ronde vijl (4 mm diamet er) v oor zaagk ettingen. Nor -
male ronde vijlen zijn niet geschikt v oor dit soort werk.
De vijl mag alleen bij de v oorwaartse streek (pijl) vijlen. Breng de vijl bij het terugha-
len omhoog.
Slijp eerst de k or tste zaagtand. De lengte v an deze tand is dan de maatstaf voor all e
andere tanden v an de kett ing.
Houd de vijl al tijd horizontaal (90° ten opzicht e van de ke ttinggeleider).
De vijlhouder v ergemakkelijkt de vijlgeleiding. Hij is v oorzien van marke ringen voor
de correcte slijphoek v an 30° (houd de markeringen tijdens het vijlen e venwij dig met
de kett ing, zoals afgebeeld) en beg renst ook de insteekdiepte tot de correcte 4/ 5 va n
de vijldoorsnee. (Afb. 51 )
Na het naslijpen va n de kettin g, moet u de hoogte v an de dieptebegren zers controle-
ren met een k ettingmaat.
Zelfs de geringste uitsteekhoo gte dient met een speciale platte vijl (12) te worden
verwijderd.
Rond de voo rzijde v an de dieptebegrenzer (13) af . (Afb. 52)
Het binnen ste van het kettingw iel reinig en, de kettingvanger controleren
en verv angen (Afb. 53 )
LET OP: V oordat u begint te werken aan de kettinggeleider of ketting, moet u
altijd de motor afzetten en de bougiedop eraf trekken (zie “De boug ie vervan-
gen”). Draag altijd veil igheidshandschoenen!
LET OP: Start de kettingzaag pas nadat deze v olledig ineengezet en geïnspec-
teerd is!
V erwijder de k ettingwielbescher mkap (4) (zie het h oofdstuk “INGEBR UIKNEMING”)
en reinig de binnenruimte met een borst el.
V erwijder de k etting (3) en de k ettinggeleider (2).
OPMERKING:
Zorg dat er geen vuilreste n achterblijv en in de olieleigroef (1) en de k ettingspanner
(6).
V oor het opnieuw monteren v an de kettinggelei der , ketting en k ettingwiel, zie het
hoofdstuk “INGEBR UIKNEMING”.
Ketting vanger
Inspecteer de k ettingv anger (5) op zichtbare beschadigi ng en ve rvang deze ind ien
nodig.
De kettin ggelei der reinig en, het k ettingw iel smeren ( Afb. 54)
LET OP: U moet veiligheidshandschoenen dragen.
Controleer regelmatig de lo opvlakken v an de kettinggeleider op beschadiging, en
maak deze schoon met een geschikt gereedschap .
Kettingwi elneustyp e:
Als de zaag intensief word t gebruikt, moeten de lage rs van het voorste tandwiel
(keerrol) reg elmatig (eens per week) w orden gesmeerd. Hiertoe dient u eerst het 2-
mm gaatje aan het v ooreind v an de ketting geleider grondig schoon te mak en. Spuit
daarna een kleine hoev eelheid universeelv et in het gaatje.
Universeelv et en vetspuiten zijn beschikba ar als accessoires.
Universeelv et 944 360 000
V etspuiten 944 3 50 000
De zaag ketting ve rvangen (Afb. 55)
LET OP: Gebruik uitsluitend kettingen en kettinggeleiders die v oor deze zaag
zijn ontworpen!
Controleer eerst het k ettingwiel (10) alvorens een nieuw e kett ing te monteren.
LET OP : V ersleten kettingwielen kunnen de nieuwe zaagke tting beschadigen en die-
nen daarom ve rvangen te worden.
De zuigk op vervangen ( Afb. 56)
Het vilten filter (12) v an de zuigkop kan ver stopt rak en. Om een onbelemmerde
brandstoftoe voer naar de carb urator te garanderen, is het aan te be velen dat de zuig-
kop eens per drie maanden word t vervan gen.
Om de oude zuigk op te v erwijderen, tr ekt u hem met een dra adhaak door de tankvul-
hals.
Het lucht filter reinigen (Afb. 57 )
Draai de schroef (14) los en v erwijder het deksel v an de filterkast (13).
BELANG RIJK: Dek de inlaatop ening af met een schone doek om te v oorkomen dat
er vuil in de carbu rator kan v allen. V erwijder het luchtfilter (15).
LET OP: Blaas de vuildeeltjes NIET eruit, omdat u anders uw ogen kunt verwon-
den! Gebrui k geen b randstof om het luchtfilter te reinig en.
Reinig het luchtfilter met een zachte borstel.
Als het filter erg vuil is, w as het dan in lauw water met een gew oon afwasscho on-
maakmiddel.
Laat het luchtfilter volledig drogen.
Als het filter erg vuil is, dien t u het vaak (me ermaals per dag) te reinigen, omdat het
volle moto rvermogen alleen met een schoon luchtfilter w ordt verkregen.
LET OP :
Een beschadigd luchtfilt er dient onmiddellijk te w orden verv angen!
Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de motor onherstelbaar
beschadigen!
De bougie vervang en (Afb. 58)
LET OP :
Raak de bougie of de bougiedop niet aan terwijl de motor loopt (hoogspan-
ning!).
Zet de motor af v oordat u met de onderhouds werkzaamheden begint. Een hete
motor kan brandw ond en vero orzaken. Draag veili gheidshandschoenen!
De bougie moet v er vangen w orden wanneer de isolato r beschadigd is , de elektroden
verbr and zijn, of de elektroden erg vuil of vettig zijn.
V erwijder het deksel v an de filterkast (zie “Het luchtfilter reinigen ”).
T rek de bougiedop (1) af v an de bougie. Gebruik uitsluitend de meegele verde combi-
natiesleutel om de bougie te v erwijderen.
LET OP : Gebruik uitsluitend de v olgende bougies: NGK CMR6A.
Elektr odenafstand (Af b. 59)
De elektrodenafstand moet 0, 6 – 0,7 mm zijn.
De inlaat opening voor koellucht rein igen (Af b. 60)
V erwijder vier schroe ven (2). V erwijder de terugloopstarter (3).
Reinig de inlaatope ning (4) en d e koelribbe n.
De knaldemper reinigen ( Afb. 61)
LET OP: Zolang de motor nog heet is, bestaat er gevaar voor brandw onden.
Draag veiligheidshandschoenen.
V erwijder de k ettingwielbeschermkap (zie “INGEBR UIKNEMING”).
V erwijder k oolaanslag uit de uitlaato peningen (11) van d e knaldemper .